Dierenrechten: de heersende theorieën

Inleiding

Dierenrechten worden in Nederland en Europa veel besproken. Velen hebben er een mening over. Er zijn diverse dierenrechten- en dierenwelzijnsorganisaties binnen en buiten Nederland. We hebben zelfs een dierenrechtenpartij. Daarom tijd voor achtergronden voor rechtvaardiging van de probleemstelling: 'Is het wenselijk dat dierenrechten een meer brede erkenning krijgen?'. Of de meer basale vraag 'We erkennen wel mensenrechten, waarom dan geen grondrechten voor dieren?'. Deze vragen worden bekeken aan de hand van de theorieën die op het dierenrecht toepasbaar zijn en afkomstig zijn van drie grote namen op dierenrechtgebied: Peter Singer, Tom Regan en Tibor R. Machan.

Opvattingen van Peter Singer

Volgens Peter Singer, verteld in zijn werk Animal Liberation, bestaan er zeer zeker verschillen en afwijkingen tussen individuen. Er kan echter niet worden onderscheiden op bijvoorbeeld geslacht of ras, omdat dit niks zegt over de talenten en mogelijkheden van degene die behoort tot een bepaalde groep. Wanneer degene die discrimineert zich vervolgens beroept op bijvoorbeeld discutabel wetenschappelijk onderzoek, kan worden aangevoerd dat de bekwaamheden van dieren niet gelijkmatig over de groep zijn verdeeld. Los van deze argumentatie kan er geen dwingende reden worden aangevoerd dat verschillen in kunnen, verschillen in consideratie (oftewel het rekening houden met dieren) tot gevolg hebben. Deze argumentatie kan worden doorgetrokken tot dierenrechten. Wanneer een zeker dier evenveel als of meer capaciteiten dan een mens bezit, dan kan men niet besluiten een verschillende mate van consideratie aan deze of gene toe te kennen. Uit dit niet te maken onderscheid volgt dat om consideratie toe te wijzen, capaciteit tot lijden(oftewel het beseffen van pijn) vereist is. Om de reden dat lijden de eerste vereiste is voor het bezitten van belangen.

Het utilatarisme

Tot aan dit punt toe ben ik dezelfde mening toegedaan als Peter Singer. Echter, de uitvoering van de dierenrechtentheorie is verwerpelijk. Peter Singer is aanhanger van het utilitarisme. Dit behelst dat eenieder zijn belangen even gewichtig zijn en dat de handeling “The greatest happiness for the greatest number” inhoudt. Indien deze theorie in de praktijk wordt gebracht met betrekking tot de bio-industrie, het uitvoeren van dierproeven ten gunste van de ontwikkeling van medicijnen tegen ernstige ziekten en het jagen op dieren, leidt dit echter tot morele bezwaren. De belangen van de dieren en mensen moeten op de een of andere manier worden gecumuleerd en men moet de optie kiezen waarin de handeling voor de meeste belanghebbenden het gunstigst uitpakt. Een voorbeeld in deze strekking wordt gegeven door Tom Regan, in zijn werk The Case for Animal Rights. Aunt Bea is oude, slecht gehumeurde dame met een flinke bankrekening. Indien zij zou overlijden, zou zij een behoorlijke erfenis achterlaten. Om nu makkelijk aan de erfenis te kunnen komen, wenst de gelegateerde dat Aunt Bea een vroege dood sterft. Dit zou gecumuleerd meer tevredenheid inhouden dan het frustratie teweegbrengt. Niettemin heiligt het doel niet de middelen. Bovendien zullen tijdens de moord en nadien morele worstelingen plaatsvinden betreffende de consequenties van het handelen. Omdat deze tekortkomingen niet verwerkt zijn in de morele theorie is utilitarisme afkeurenswaardig.

Opvattingen van Tom Regan

Tom Regan komt met een vervangende morele theorie, de Rights View genaamd. Hierbij worden alle vormen van raciale, sociale en seksuele discriminatie niet moreel getolereerd. Daarenboven worden ongewenste middelen voor een goed doel als ongerechtvaardigd gezien. Alle levende wezens, mensen en dieren, worden gezien als wezens met een individuele belevingswereld en hun inherente waarden. Als tegenargument kan worden aangevoerd dat alleen mensen inherente waarde hebben. Dit is echter puur specicisme: dit betekent discriminatie betreffende soorten dieren, omdat er dieren zijn met een groter denkvermogen dan menig mens.

Waardoor het vereist is dat dieren en zeker bepaalde verzamelingen dieren deze inherente grondrechten verkrijgen. Welke bewering hierop kan volgen is dat hieruit geconcludeerd kan worden dat sommige dieren inherente waarde hebben, maar het met minder daarvan moeten doen. In het vorige argument heb ik echter verwerkt dat “gebrekkige” mensen evenveel inherente waarde hebben als dieren. Bovendien geldt dat wij geen rationeel bewijs kunnen aanvoeren dat deze “gebrekkige” mensen minder inherente waarde hebben dan andere mensen. Daarom kunnen wezens niet zonder een individuele belevingswereld worden gezien. Het gevolg hiervan is dat allen van deze genoemden gelijke inherente waardenhebben.

Opvattingen van Tibor R. Machan

Een ander gezaghebbend deskundige op het gebied van dierenrechten is Tibor R. Machan. Hij stelt in zijn werk Do Animals Have Rights? dat dieren geen rechten hebben en geen vrijheid behoeven. Hij beweert dat er een duidelijk onderscheid te maken is tussen mens en dier, wat de grondslag vormt voor mensenrechten. Rechten en vrijheden zijn namelijk politieke ontwerpen enkel toepasbaar op mensen, omdat mensen “moral agents” zijn. Dit houdt in dat alleen de mens morele afwegingen kan verrichten. De mens is tevens onderworpen aan morele beoordeling, op basis van de morele overdenkingen stellen wij onze levensweg vast. Het praktijkgerichte aan Machan zijn stelling is dat het volgens hem in de lijn van de evolutie ligt. Omdat wij bovengeschikt zijn aan dieren mogen en kunnen wij op een verstandige wijze gebruik of misbruik van hen maken, met als enig doel te overleven.

Afronding

Deze visie is echter in de moderne denkwijze achterhaald. Ten eerste omdat uit mijn bewijs van de stelling van Tom Regan volgt dat alle dieren inherente waarde hebben, waardoor het dus net zo moreel verachtelijk is misbruik te maken van dieren als van mensen. Ten tweede omdat wij heden ten dage geheel niet meer van de dierenorde afhankelijk zijn. Wat betreft de bio-industrie zijn er vleesvervangers op de voedselmarkt gekomen en aangaande afhankelijkheid van proefdieren zijn de moderne alternatieven menselijk weefsel en computermodellen. De visie van Tom Regan houdt derhalve stand. Uit de visie van Tom Regan kan worden afgeleidt dat dieren gelijke inherente waarden toekomen. Daarom is de bio-industrie met dieren even verwerpelijk als een theoretische bio-industrie waarin mensen worden gehouden. Hieruit kan worden afgeleidt dat dieren veel meer rechten toekomen dan ze heden ten dage hebben!




Reacties (0)

Reageer
Geen resultaten gevonden