Olympische Spelen, betekenis judotermen

Inleiding

Algemeen

Judo is een sport die ontstaan is rond 1888. Het was Jigoro Kano die deze manier van sport heeft ontwikkeld. De Japanner ontwikkelde judo (letterlijke betekenis is “zachte weg”) uit het reeds langer bestaande jiu-jitsu.

Stappen

Historie van judo

Kano wilde een wedstrijdsport die ongevaarlijk was. Hij wilde de mensen zelfverzekerder en weerbaarder maken. Een sport gericht op het onder controle houden van de tegenstander, zonder iemand te blesseren. Hij haalde onder andere de trappen, stoten en beenklemmen uit het jiu jitsu en voegde houdgrepen, armklemmen en verwurgingen toe.

In 1882 startte hij met 22 leerlingen en in 1886 brak de sport door. Vanaf dit jaar werd de sport onderwezen in de rest van de wereld. In 1889 werd het judo in Europa geïntroduceerd (door Kano zelf) en een leerling deed dit in 1903 in Amerika.

In 1909 werd Kano lid van het Internationale Olympische Comité. In deze functie bezocht hij in 1928 de Spelen van Amsterdam. Na deze spelen heeft hij zich ervoor ingezet judo tot een Olympisch onderdeel te verkrijgen. De eerste kampioenschappen judo werden in 1949 gehouden, de grondlegger heeft dit nooit meegemaakt. Hij overleed op 4 mei 1939.

De wedstrijdmat

De officiële benaming voor de wedstrijdmat is de “tatami”. Deze is altijd vierkant en meet 8x8 of 10x10 meter. De buitenste meter is in rood aangegeven en buiten dit rood is er een drie meter brede valrand.

Regels bij het judo

Binnen de judosport zijn verschillende termen voor worpen etc. heel gewoon. Deze worpen zijn:

  • Ippon; Met een Ippon is de hoogst mogelijke score binnen de judo. Met een Ippon kan de wedstrijd gelijk beslist zijn, mogelijkerwijs al na een seconde na begin van de wedstrijd. Dit kan bijvoorbeeld een armklem zijn, of de verwurging. De tegenstander moet dan 2x met zijn hand of voet op de mat tikken ten teken dat hij zich overgeeft. 
  • Waza ari; Wanneer een judoka zijn tegenstander op de grond werpt, maar er ontbreekt één criteria voor een ippon. 
  •  uko; Wanneer bij een worp 2 van de 3 criteria ontbreken, of dat er 15-19 seconden de houtgreep wordt uitgevoerd.
  • Koka; De tegenstander wordt op zijn achterwerk geworpen, of de tegenstander heeft tussen de 10-14 seconden in de houtgreep gelegen. 
  • Shido; Het judo kent twee bestraffingen: SHIDO (kleine bestraffing) en HANSOKUMAKE (diskwalificatie). De scheidsrechter geeft een judoka een SHIDO als hij een kleine overtreding van het reglement begaat. Dit kan van alles zijn; veel voorkomende gevallen zijn:
  • Hansokumake; Een judoka kan ook direct een HANSOKUMAKE krijgen. Hij heeft dan een zware overtreding begaan en wordt direct gediskwalificeerd. Hij is dan uitgesloten voor verdere deelname aan het toernooi en wordt uit de einduitslag gehaald.
  • Schouderworp

Een hogere score weegt altijd op tegen alle andere kleinere scores. Dus één YUKO is belangrijker dan 6 KOKA’S en één WAZA ARI is belangrijker dan drie YUKO’S + 4 KOKA’S. De enige score die gecombineerd kan worden is de WAZA ARI: als een judoka twee WAZA ARI’S scoort, krijgt hij een IPPON toegewezen en heeft de partij gewonnen.

Leuk, maar het gebeurt zelden

  • Is de wedstrijd na 5 (of 6) minuten niet beslist, dan wordt er met maximaal 5 minuten verlengd. Het is een soort “sudden dead”, want de judoka die het eerst scoort, wint de wedstrijd. 
  • Is de wedstrijd na de verlening nog steeds onbeslist, dan is het de taak voor de scheidsrechters om een winnaar aan te wijzen.