Wat zijn de belangrijkste cijfers voor uw bedrijf
de belangrijkste cijfers
Kengetallen zijn voor uw bedrijf de belangrijkste cijfers die u als ondernemer moet kennen. Maar waarom zijn ze zo belangrijk? De reden is redelijk simpel, omdat ze u de meest geconcentreerde informatie geven over uw bedrijf en bedrijfsactiviteiten.
Ze geven in kort bestek een antwoord op uiteenlopende vragen als: Hoe winstgevend is je bedrijf? Wat is de vraag naar bepaalde producten? Wat is de kans op het aantrekken van financiering? Hoe ver is uw bedrijf verwijderd van een faillissement? Sommige kengetallen moet u kennen, omdat de Belastingdienst ze elk jaar van u wil weten. Maar voor alle kengetallen geldt dat het handig is om ze te kennen.
Hieronder een korte beschrijving van de belangrijkste kengetallen:
Waarom kengetallen?
- Activa en passiva
- Afschrijvingen
- Solvabiliteit
- Rentabiliteit
- Vaste en variabele kosten
- Cashflow
- Werkkapitaal
- Overhead
- Brutowinstmarge
- Omzetsnelheid
1. Activa en passiva
De meest elementaire kengetallen zijn de activa en de passiva. Ze zijn beide onderdeel van de balans, die u elk jaar moet opmaken en die onderdeel is van de aangifte voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting.
Activa
De activa staan aan de linkerkant van de balans en vormen het geheel aan bezittingen en investeringen van een onderneming. Binnen de activa wordt onderscheid gemaakt tussen vaste activa en vlottende activa. Vaste activa Vaste activa zijn bezittingen en investeringen die langer dan een jaar beschikbaar zijn binnen de onderneming. Daarbij wordt weer onderscheid gemaakt tussen:
- Materiële vaste activa: tastbare bezittingen zoals machines, meubilair, apparatuur, bedrijfspand;
- Immateriële vaste activa: niet tastbare bezittingen die waarde vertegenwoordigen, zoals octrooirechten, patenten en goodwill
- Financiële vaste activa: beleggingen die langer dan een jaar worden aangehouden.
Vlottende activa
Bezittingen en investeringen die doorgaans korter dan een jaar beschikbaar zijn, zoals:
- Voorraden, onderdelen en verpakkingen;
- Vorderingen op klanten;
- Liquide middelen: geld en waarden met dezelfde functie. Hieronder valt tastbaar geld (in kas) en giraal geld en beleggingen die op erg korte termijn in geld kunnen worden omgezet. Voorbeelden hiervan zijn aandelen, obligaties, spaartegoeden en tegoeden op depositoboekjes. Soms worden vlot te verkopen voorraden meegeteld bij de liquide middelen.
Passiva
De passiva staan aan de rechterkant van de balans en zijn de bronnen waarmee de onderneming is gefinancierd. Binnen de passiva wordt ten eerste een onderscheid gemaakt tussen eigen vermogen en vreemd vermogen.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen omvat het eigen kapitaal van de onderneming, inclusief de algemene reserve en bestemmingsreserves. Voorzieningen behoren niet tot het eigen vermogen, omdat het om toekomstige verplichtingen gaat. Het eigen vermogen groeit als er winst wordt gemaakt, en neemt af als er verlies is.
Vreemd vermogen
Vermogen dat is verworven in de vorm van leningen en waarover rente betaald moet worden. Een simpeler aanduiding voor vreemd vermogen is schulden. Binnen het vreemd vermogen wordt vaak onderscheid gemaakt tussen: • Lang vreemd vermogen: schulden met een looptijd van een jaar of langer(vb hypotheken) • Kort vreemd vermogen; schulden met een looptijd van korter dan een jaar(bv crediteuren).
2. Afschrijvingen
Een afschrijving geeft de waardedaling weer van een bedrijfsmiddel zoals een computer, printer of auto. De totale afschrijving vormt een soort virtuele kostenpost die van de belasting afgetrokken mag worden. Binnen zekere grenzen heb je de vrijheid om bij het vaststellen van de afschrijvingen voor een bepaald stelsel te kiezen. Verder heeft een startende ondernemer de mogelijkheid om willekeurig af te schrijven.
3. Solvabiliteit
De solvabiliteit van een bedrijf geeft aan in hoeverre een onderneming zijn betalings- en aflossingsverplichtingen kan nakomen. Waar het om gaat is de zogenoemde solvabiliteitsratio, de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen op de balans. Het begrip solvabiliteit is van belang om de kans op faillissement te bepalen en speelt een rol bij de vraag of een bedrijf van een kredietverstrekker een lening kan krijgen.
4. Rentabiliteit
Rentabiliteit is de verhouding tussen het inkomen of de winst van een bedrijf en het vermogen waarmee dit werd verdiend. Het getal zegt dus iets over de winstgevendheid van een onderneming en speelt een rol bij beslissingen over investeringen. Aan de hand van de rentabiliteit kunt bepalen of het eventueel verstandig is geld in een bepaald productiemiddel of in de ontwikkeling of marketing van een product te steken.
5. Vaste en variabele kosten
Om de kostprijs van een product te kunnen berekenen, moet een opdeling worden gemaakt in vaste en variabele kosten.
Vaste kosten
Regelmatig terugkerende kosten die weinig of niet in hoogte veranderen en niet toe te wijzen zijn aan producten of diensten. Ze worden ook wel ‘constante’ kosten genoemd. Onder vaste kosten worden traditioneel bijvoorbeeld de kosten van behuizing verstaan, zoals de huur, en de afschrijvingen. Wat ruimer opgevat kunnen ook de kosten van personeel onder de vaste kosten verstaan worden. Cruciaal is dat het kosten zijn die altijd gemaakt moeten worden, ongeacht de hoogte van de verkoop.
Variabele kosten
Met enige regelmaat terugkerende kosten die het bedrijf moet maken om te kunnen produceren of diensten te verlenen. Ze dragen direct aan de operationele activiteiten bij en variëren in hoogte.
6. Cashflow
De cashflow of kasstroom is het geld dat de organisatie in en uit gaat. In de praktijk wordt vaak alleen naar de positieve cashflow gekeken, die bestaat uit de nettowinst plus de afschrijvingen. Deze moet altijd hoger zijn dan de rekeningen, rente en aflossingen die betaald moeten worden. Bij een negatieve kasstroom verdwijnt er meer geld uit het bedrijf dan er binnenkomt; als die situatie te lang duurt, gaat het bedrijf failliet.
7. Werkkapitaal
Het werkkapitaal is het verschil tussen de vlottende activa op de balans en de vlottende passiva. Een positieve waarde van het werkkapitaal betekent dat er meer eigen vermogen en lang vreemd vermogen beschikbaar is dan er in vaste activa is geïnvesteerd. Bij het verlenen van krediet kijkt een bank vaak naar de netto in de onderneming aanwezige hoeveelheid werkkapitaal.
8. Overhead
De overhead is dat deel van een budget dat het bedrijf uitgeeft om te kunnen blijven functioneren, maar dat niet direct aan de winst bijdraagt. Het is dus geld dat wordt uitgegeven aan zaken als administratie, cursussen en beveiliging. Deze activiteiten komen vaak niet meteen ten goede aan het winstdoel. De hoogte van de overhead wordt vaak in verband gebracht met de efficiëntie van de organisatie. Hoe meer overhead, hoe minder efficiënt de organisatie is.
9. Brutowinstmarge
De brutowinstmarge wordt meestal berekend door eerst alle kosten op te tellen die nodig zijn om de omzet te genereren en het totaal daarvan van de omzet af te trekken. Bij de omzetgerelateerde kosten gaat het meestal om de inkoopwaarde van de grondstoffen die tot het eindproduct leiden en de kosten van uitbesteed werk. De brutowinstmarge kan echter op verschillende manieren berekend worden. Het hangt er van af wat tot de variabele kosten wordt gerekend. Bij de variabele kosten kunnen bijvoorbeeld ook de personeelskosten worden opgeteld.
10. Omzetsnelheid
De omzetsnelheid is de inkoopwaarde van goederen gedeeld door de gemiddelde voorraad. Goederen die vlot worden verkocht hebben een hoge omzetsnelheid. Is de omzetsnelheid te laag, dan liggen te veel of verkeerde goederen op voorraad. In voorraden zit kapitaal vast. U betaalt over dit kapitaal rente of kunt het kapitaal niet elders investeren. De omzetsnelheid is dus een maatstaf voor de doorloopsnelheid van de voorraden.
Meer goede financiële adviezen
Er bestaan langlopende financiële verplichtingen waaraan uw bedrijf moet voldoen. Deze zijn soms niet direct zichtbaar, zoal bijvoorbeeld de aanspraken van uw personeel op het
Meer