Wat is de Heksenhamer
Algemeen
In de vroege 14e eeuw (1320) begon de heksenvervolging. Deze ging door totdat er rond 1720 een verbod werd ingesteld. Het was de Kerk die de bevolking op heksen attent maakten met de bedoeling om het laatste beetje van de Keltische gewoonten uit te roeien. Heksen waren “gewoon “ wijze vrouwen die zich een voelden met de natuur. Maar Rome noemde deze vrouwen kwaadaardige wezens die met de duivel heulden.
De schrijvers van het boek
De namen Sprenger en Institoris (Heinrich Kramer) worden toegeschreven aan het schrijven van het boek Malleus Maleficarum, oftewel “de Heksenhamer”. Beide heren behoorden tot de Dominicaanse orde, een orde die in 1216 speciaal was opgericht om de ketterij te gaan bestrijden.
Tot op heden wordt vermoed dat Sprenger weinig tot niets geschreven heeft aan dit boek, waarschijnlijk alleen de inleiding. Dat hij Institoris heeft geadviseerd lijkt veel aannemelijker. Sprenger was een Dominicaan met hoge posities binnen de kerk. Samen met Institoris heeft Sprenger veel ervaring opgedaan tijdens heksenprocesssen, nog voordat het boek werd geschreven.
De Heksenhamer
Het boek is geschreven in de jaren 1485-1486 en kwam in 1487 op de markt. Na enige tegenwerking op het gebruik van dit boek hebben de schrijvers zich gewend tot de toenmalige Paus Innocentius VIII. Hierop volgde de “Summis desiderantes affectibus”, en bul waarin de paus de inquisiteurs en rechters min of meer verplichte dit boek te gebruiken. In dit boek werd namelijk beschreven hoe je een heks kon herkennen, hoe haar een bekentenis kon worden afgedwongen en hoe ze moest worden vervolgd.
Het boek wordt tegenwoordig gezien als een schandalig werk, dat eigenlijk nooit geschreven had mogen worden. Het is een boek dat aanzette tot de toename van het vervolgen van heksen en het voltrekken van hun vonnissen. Het boek bestaat uit 3 delen, de uitleg, de herkenning en de veroordeling van een heks. In vier eeuwen tijd zijn miljoenen mensen (vrouwen, mannen en kinderen) veroordeeld of tijdens hun verhoor overleden.
Tussen 1521 en 1576 werd het boek niet opnieuw uitgegeven.
Deel 1 en 2 van het boek
Deel 1: In dit deel wordt uitgelegd dat heksen een uitvinding waren van de duivel. Om zijn positie op onze aarde te waarborgen. De heks zou geheel tegen haar wil zijn gerekruteerd, maar wel vrijwillig aan zijn praktijken meewerken, aldus het boek.
Deel 2: In dit deel werd vooral en herhaaldelijk gewezen op het karakter van de vrouw, zo zou zij onder andere slecht van karakter zijn (denk maar aan het Bijbelverhaal van Eva die Adam verleidt met de appel uit de boom van goed en kwaad), wraakzuchtig, vol hebzucht en ongelovig. Haar vleselijke begeerte is enorm, bijna onverzadigbaar.
Sprenger en Institoris beschrijven in dit deel hoe een heks te herkennen zou zijn. Dit kan onder andere zijn:
- Het beïnvloeden van weersinvloeden, zij konden namelijk hagel, storm en onweer oproepen
- Kinderen die door hen waren ontvoerd. Deze werden of gedood of aan de duivel gegeven.
- Het vliegen door de lucht
- Het blijven zwijgen bij martelingen. Dit werd niet als moedige daad gezien, maar als daad van hekserij.
- Het voorspellen van de toekomst. Dit kan volgens de schrijvers alleen met behulp van de duivel
- De miskramen die een zwangere vrouw kreeg, dit werd in gang gezet door een heks
- De gebeurtenissen die een heks kon zien die op een andere plek gebeuren (dus eigenlijk paranormaal begaafd zijn)
- Getuigenverklaringen over seksuele handelingen met de duivel. Er werd namelijk beweerd dat heksen met de duivel naar bed gingen.
- Boogschieters die op Goede Vrijdag een of meerder pijlen afschoten op het Kruis. Dit dan alleen tijdens de mis.
- Mannen die zichzelf in trance kunnen brengen en daardoor met blote voeten over wapens kunnen lopen zonder zich te verwonden. Er werd gesteld dat de wapens betoverd waren.
Ook werden er in dit deel mensen genoemd die immuun zouden zijn. De groepen die niet van hekserij beschuldigd konden worden waren bijvoorbeeld:
- Rechtsambtenaren (zolang zij wel dit boek hanteerden, anders konden zij ook wel eens verdacht worden)
- Mensen die op welke manier dan ook door “goede engelen” een zegening hebben gehad.
Deel 3
In dit deel staat de handleiding voor het vervolgen van heksen, alsmede hoe een proces gehouden moet worden en hoe een eventuele executie moet worden uitgevoerd. Deze handleiding werd door zowel Katholieken als Protestanten gebruikt.
Om tot een veroordeling te kunnen komen, moest er wel een bekentenis zijn. Deze mocht verkregen worden al was daar een marteling voor nodig. Dit werd in het boek goedgekeurd, wel werd er duidelijk aangegeven dat op het moment van martelen er geen amuletten gedragen mochten worden. Alle marteling handelingen moesten wel nauwkeurig worden vastgelegd op papier.
Veel beschuldigde vrouwen overleefden de martelingen niet. Werd een vrouw veroordeeld tot het zijn van een heks dan kwam zij op de brandstapel. Toonde zij berouw dan werd zij voordat het vuur haar bereikte gewurgd. Toonde zij geen berouw, dan werd zij levend verbrand.