Gods bestaan of mijn bestaan
Inleiding
Het bestaan van god of het geloven in god is voor mijn bestaan niet van belang. Zelfs als ik bewijs zou hebben voor het bestaan van een opperwezen dat mijn leven kan bepalen zou zijn bestaan niets voor mij betekenen. Zoiets als dat mijn bestaan niet van belang is voor het bestaan van de tijger of de ocelot. Het gaat namelijk in het leven niet om het bestaan van opperwezens, maar om het gelijkwaardig behandelen van mijzelf en anderen. Het gaat om het recht van ieder levend wezen op zijn eigen leven. Of dat recht nu bepaald wordt door een opperwezen, een groep opperwezens, een stel planeten of een volkomen imaginair wezen maakt voor mij niet uit. Ik zal zelf moeten ontdekken hoe ik anderen gelijkwaardig kan behandelen.
Bewijzen
Er zijn vast allerlei bewijzen te bedenkenMijn bestaan
Maar of er nu wel een god, opperwezen, engelen, gidsen, geleidegeesten, begeleiders bestaan of niet ik ben degene die het leven leidt. Zelfs als mijn leven door andere machten gestuurd wordt ben ik degene die dat leven ondergaat. Zelfs als ik alleen maar een idee ben in de gedachten van een opperwezen ben ik degene die het leven leid en niet dat opperwezen.
Het is vergelijkbaar met het creëren van een computerprogramma dat door iemand anders gebruikt wordt en vervolgens beweren dat jij de maker al het werk van die ander doet. Dan zegt iedereen dat is niet waar. Of ik beweer als programmeur dat ik het programma ben en dat alles wat de gebruiker doet met mijn programma, dat hij dat met mij doet. Maar ook dat is niet waar. We begrijpen allemaal dat het programma los staat van de maker.
Het maakt ook niet uit of ik alleen maar besta omdat ik denk dat ik besta en dat de rest van de wereld een voorstelling is die in mijn fantasie bestaat. Het feit dat ik die fantasie heb maakt duidelijk dat ik besta. Maar dat betekent nog niet dat ik daarmee plots allerlei rechten heb gekregen. Want blijkbaar ben ik niet de enige die bestaat. Want al die mensen die ik misschien gefantaseerd heb hebben hun eigen ervaringen en ideeën. Net zoals dat programma van die programmeur zijn eigen ervaringen heeft. Schijnbaar is het mogelijk om iets te creëren dat losstaat van de maker, dat zijn eigen ervaringen heeft waar de maker niets van af hoeft te weten.
Misschien is het feit dat ik los van mijn maker kan bestaan wel het grootste bewijs voor het bestaan van een maker. Maar het is meteen ook het grootste bewijs voor het feit dat ik me niets hoef aan te trekken van die maker. Ik ben niet verplicht om me te onderwerpen aan anderen die menen beter te weten hoe ik moet leven dan ik. Het is tenslotte mijn bestaan en niet het hunne. Dus of er nu wel bewijzen zijn voor het bestaan van een god of ander opperwezen is helemaal niet van belang voor mijn bestaan. Zoals een computerprogramma kan bestaan los van zijn programmeur.