Welke spanningselementen kan je gebruiken bij het schrijven van een boek

Inleiding

Als schrijver probeer je altijd spanning te creëren in je verhaal. Dit hoeft natuurlijk niet altijd veroorzaakt te worden door bloedstollende taferelen. In de meeste gevallen zal een schrijver je proberen te prikkelen met een aantal open plekken. Deze open plekken roepen vragen op waar jij als lezer niet direct antwoord op weet. Maar hoe creëer je deze open plekken? En wat zijn andere manieren om spanning te creëren?

De spanningsboog

Om spanning te creëren, moet je eerst het een en ander weten over spanning. Wanneer we het in een verhaal hebben over spanning, moet je weten dat spanning altijd subjectief is. Dat wil zeggen dat iets voor de een spannend kan zijn, maar het dat niet hoeft te zijn voor de ander.

Verder moet de schrijver in zijn verhaal zorgen voor een spanningsboog. Meestal is een spanningsboog niet één gebeurtenis die het hele verhaal spannend is, maar bestaat hij uit meerdere kleinere spanningsbogen. De schrijver moet de lezer immers de hele tijd boeien. Er wordt daarom de hele tijd een klein stukje van verhaal weggegeven. 

Open plek

Een van de manieren om spanning aan je verhaal toe te voegen is het creëren van open plekken. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld:

  • Wie is de hoofdpersoon? Sommige schrijvers vertellen niet direct wie de hoofdpersoon is, of wat zijn/haar achtergrond is. Dit roept vaak vragen op bij de lezer
  • Er gebeurt iets aan het begin van het  verhaal dat vragen oproept. Zo kan de hoofdpersoon bijvoorbeeld een dreigbrief krijgen. Waarom krijgt hij/zij een dreigbrief? Zal de dreiging uitkomen?
  • De hoofdpersoon krijgt aan het begin van het boek een opdracht. De lezer gaat zich afvragen hoe de hoofdpersoon het ervan af brengt. 

Flashbacks en flashforwards

Een andere manier om spanning te creëren is het gebruik van flashbacks of flashforwards. Een flashback is een blik terug in de kijk. Een flashforward is juist een blik in de toekomst. Je kan flashbacks gebruiken door een gebeurtenis uit het verleden te beschrijven die niet helemaal duidelijk is voor de lezer. Bijvoorbeeld door de flashback net voor een belangrijk punt te laten stoppen. De lezer zal hierdoor willen weten wat er is gebeurd. Flashforwards kan je gebruiken om de lezer een kijk in de toekomst te gunnen. Je verwijst ze naar iets wat nog moet gaan gebeuren of grijpt vooruit in de tijd. Als de lezer weet dat er bijvoorbeeld een moord wordt gepleegd in het boek, zal hij/zij zich afvragen waarom die moord gepleegd gaat worden. En als je dan niet vertelt wie de moord pleegt, roept dit extra vragen op.

Vertelperspectief

Ook kan je gebruik maken van het vertelperspectief. Er zijn verschillende vertelperspectieven:

  • De ik-verteller: Je ziet alle personen, gebeurtenissen en situaties vanuit de ik-figuur. Je weet niet meer dan wat  de ik-persoon denkt, voelt en ziet. 
  • De alwetende verteller: Als er sprake is van een alwetende verteller, ziet de lezer het verhaal door de ogen van de verteller die als toeschouwer buiten het verhaal staat.
  • Personale verteller: Wanneer het zicht van een lezer beperkt blijft tot wat één romanpersonage denkt, voelt, hoort etc. en het boek is geschreven n de 3e persoon enkelvoud (hij- of zij-vorm) spreek je van een personale verteller

Je kan spanning in het verhaal brengen door handig gebruik te maken van dit vertelperspectief. Zo kan je er bijvoorbeeld voor zorgen dat de lezer meer weet dan de hoofdpersoon. Ook door perspectiefwisseling kan je spanning creëren, de lezer krijgt dan namelijk een andere kijk op het onderwerp of de hoofdpersoon.

Ruimte-elementen

Ruimte-elementen kunnen spanning veroorzaken. Een scene op het kerkhof is immers spannender dan een scene in de woonkamer waar andere personen zijn. De ruimte heeft erg veel invloed op het verhaal, het is daarom ook belangrijk dat je goed nadenkt over de locatie. Een paar voorbeelden van ruimte-elementen om spanning te creëren:

  • Scene speelt zich af op een kerkhof
  • Het regent (dondert, bliksemt..)
  • Er klappert ergens een raam of duur als de hoofdpersoon alleen thuis is
  • Bepaalde vreemde geluiden, zoals gekraak

Einde van het verhaal

De bovenstaande spanningselementen worden vooral gebruikt in het begin en de loop van het verhaal. Natuurlijk kan je ook op het einde bepalen of je spanning wil creëren.  Een schrijver moet er goed over nadenken of hij een gesloten of open einde wil hebben. Bij een gesloten einde is de spanning opgelost, zijn alle vragen beantwoord en is het verhaal ook echt afgelopen. De schrijver heeft de lezer alle informatie gegeven die hij kon geven. Als de spanning niet (helemaal) opgelost is en niet alle vragen beantwoord zijn, spreek je van een open einde. De lezer weet nog steeds niet goed hoe het verhaal afloopt en blijft achter met de vraag: “hoe gaat het verder?”.

Conclusie

Er zijn verschillende manieren om spanning te creëren. Spanning is subjectief, dat wil zeggen dat voor iedereen iets anders spannend is, er zijn geen richtlijnen voor spanning. Elementen die vaak spanning oproepen bij de lezer zijn: open plekken creëren in het verhaal, het gebruik van flashbacks en flashforwards, het goed gebruiken van vertelperspectief, spelen met de ruimte-elementen en het einde. Onthoud goed: ieder boek heeft spanning nodig, zonder spanning is een boek vaak saai en zal het niet zo vaak gelezen worden.