Nederlandse spelling, Persoonsvormen
Nederlandse werkwoordspelling
De Nederlandse taal wordt door buitenstaanders als moeilijk ervaren om te leren. Echter laten wij Nederlanders ook vaak een steekje liggen in onze spelling en grammatica.
Mede doordat taalregels veranderen wordt de opgave behoorlijk om alles bij te houden. Echter zijn er ook regels die al jaren gelden waar men moeite mee blijft houden en misschien is het handig om in ieder geval een keer terug te grijpen naar de basis, waarbij u misschien uw eerste valkuilen al kunt tekkelen.
Het schrift is de manier waarop u zich presenteert naar buiten toe en in het bedrijfsleven wilt u daarop niet worden afgerekend!
Persoonsvormen
We zullen ons allereerst gaan verdiepen in de werkwoordspelling van persoonsvormen. Om de uitleg in dit artikel te kunnen begrijpen moet je dus begrijpen wat persoonsvormen zijn.
Een persoonsvorm is een werkwoord dat gekoppeld kan worden aan de volgende begrippen.
Persoonsvormen |
---|
Ik |
Jij |
Hij / Zij / Het |
Wij / Jullie / Zij |
Uit deze zin: Ik loop naar de stad, is loop de persoonsvorm die met ik gekoppeld wordt.
De persoonsvorm kan ook in de verleden tijd geschreven worden (ik liep). De persoonsvormen zullen dus aan bod komen in de volgende orde:
- Tegenwoordige Tijd (TT).
- Verleden Tijd (VT).
- Voltooid Deelwoord.
Persoonsvormen Tegenwoordige Tijd
Van een persoonsvorm zal je allereerst de stam moeten bepalen en daarmee heb je vaak de ik-vorm al gevonden.
In de volgende tabel kun je zien welk toevoegsel je eventueel kunt gebruiken. Daarbij wordt het werkwoord schrijven als voorbeeld gebruikt.
Persoonsvormen Tegenwoordige Tijd | ||
---|---|---|
Ik | Stam | Schrijf |
Jij | Stam + t | Schrijft |
Hij / Zij / Het | Stam + t | Schrijft |
Wij / Jullie / Zij | Werkwoord meervoud | Schrijven |
Zoals u misschien al opgemerkt heeft wordt de stam in enkelvoud anders geschreven dan de meervoudsvorm van schrijven, want de v veranderd hier in een f. Dit is een kwestie van oefenen en ervaring op doen, maar zal voor een echte Nederlander een gevoelskwestie zijn.
Persoonsvormen Verleden Tijd
Wanneer er met werkwoordspelling terugverwezen wordt in de tijd, kan het onderscheid gemaakt worden tussen zwakke en sterke werkwoorden.
Sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden herkent u aan de verandering van de klinker, zoals lopen en liep.
Zwakke werkwoorden
Bij de zwakke werkwoorden controleert u of de laatste letter van de stam in 't kofschip voorkomt. Afhankelijk daarvan plaatst u te(n) of de(n) achter de stam.
Persoonsvormen Verleden Tijd | |||
---|---|---|---|
Ik loop | Ik liep | Sterk | Enkelvoud |
Wij lopen | Wij liepen | Sterk | Meervoud |
Hij schrijft | Hij schreef | Sterk | Enkelvoud |
Ik maak | Ik maakte | Zwak | Enkelvoud |
Hij schudt | Hij schudde | Zwak | Enkelvoud |
Wij schudden | Wij schudden | Zwak | Meervoud |
Bij maak is de laatste letter een k en komt in 't kofschip voor, dus komt er te achter de stam voor enkelvoud. Indien dit meervoud is wordt het ten erachter.
En de laatste 2 voorbeelden tonen aan wanneer de laatste letter van de stam niet in 't kofschip voorkomt. Daar geldt dus dat de wordt geplaatst voor enkelvoud en den voor de meervoudsvormen.
Voltooid Deelwoord
Het voltooid deelwoord duidt meestal aan dat er iets geweest of gebeurd is. Een voltooid deelwoord is meestal te herkennen aan:be-, ge-, ver- of ont- dat voor het werkwoord wordt geplaatst.
De laatste letters van het voltooid deelwoord worden opnieuw gevonden met het trucje van 't kofschip dat hierboven uitgelegd is.
Interne Links | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Cursus | Online cursus | VCA veilig werken | ||||
Foto | T-Shirts Bedrukken | Canvas Online | ||||
Geld verdienen op Leerwiki met artikelen schrijven: meld je eerst aan en volg het uitgebreide instructieschema. |