Het leven aan boord van een VOC-schip

Inleiding

Aan boord van de schepen werkten erg veel mensen. Er waren wel 180 tot 350 mensen aan boord van een VOC schip. Zoals de kapitein, die altijd schipper genoemd werd bepaalde hoe er gevaren werd. Omdat de VOC om de koopmannen draaide had die de hoogste rang op een schip en de schipper niet. Een koopman liet de route toch vaak aan een schipper over omdat die er veel verstand van had. De schipper werd bijgestaan door twee of drie stuurmannen. Zij hadden bootslieden onder zich die op hun beurt de leiding hadden over de matrozen. Verder waren er nog scheepsjongens, kok, stuurlieden en een chirurgijn. Een chirurgijn was een dokter.

De schepen waren behoorlijk groot, de meeste ruimte was voor de opslagplaats. Aan boord van een VOC-schip was heel weinig ruimte voor de mensen aan boord. Natuurlijk hadden de officieren en de VOC-ambtenaren de meeste ruimte en het beste voedsel.

Eten

Aan boord van het schip at men alles wat lang houdbaar was. Koelkasten waren er nog niet. Veel voedsel werd gedroogd of gezouten meegenomen zodat het langer houdbaar bleef. Dus dan bedierf het minder snel. In sommige gevallen werden er zelfs koeien, kippen of varkens meegenomen. Die werden dan onderweg opgegeten.

Ziekten

Toch werden de mensen aan boord vaak ziek door een gebrek aan vitamines. Door het vieze water en steeds meer bedorven voedsel gingen op elke reis veel mensen dood door scheurbuik. Scheurbuik is een ziekte die vaak voorkwam op lange reizen. Scheurbuik is een ziekte waarbij de tanden gingen los zitten en je lichaam helemaal wegrotte. Maar ook andere ziekten kwamen voor tijdens de reizen bijvoorbeeld tyfus en de pest. De pest werd door ratten verspreid. Daarom werd er op Kaap De Goede Hoop een verversingsstation gemaakt. Daar werd het eten ververst.

Andere problemen waren vijandelijke schepen, piraten, windstiltes, zware stormen, vechtpartijen, brand, paalwormen die hout aten want het schip ging dan lekken.

Links