Volksverhuizing Over emigratie en immigratie
Migratie
Migratie is het rondtrekken van mensen. Door migratie hebben de mensen zich over de gehele wereld verspreid. Tegenwoordig vinden we het normaal om op een vaste plek te wonen. Dat is niet altijd zo geweest. Voordat de mensen met landbouw en veeteelt begonnen hadden ze een zwervend bestaan, ze trokken van plaats naar plaats. Als op een bepaalde plek de omgeving voldoende voedsel bood om in leven te blijven, bleven ze er een tijdje wonen. Verslechterden de omstandigheden door bijvoorbeeld een natuurramp, dan trokken ze verder op zoek naar een beter gebied. Toen de mensen landbouw en veeteelt ging bedrijven, waren ze in mindere mate afhankelijk van wat de omgeving bood. Zij konden daardoor langer op één plaats blijven wonen. Er werd pas naar een andere plaats verhuisd als de situatie in de leefomgeving om wat voor reden dan ook verslechterde.
Nomaden
Ook nu zijn er nog volken die rondtrekken. Zij leven een nomadisch bestaan. Voorbeelden: de Bedoeïnen en de Roma.
Emigratie
Als je gaat emigreren, dan ga je je permanent in een ander land dan je geboorteland vestigen. Bijvoorbeeld: je woont in Nederland en je gaat in Italië wonen. Voor Nederland ben je dan een emigrant.
Amerika was bij de emigranten in trek tussen 1901 en 1914. De schepen van de Holland-Amerika Lijn hebben in die tijd zo'n twee miljoen emigranten naar de States vervoerd. Na de Tweede Wereldoorlog heerste er werkeloosheid in Nederland. Er kwam een door de overheid gestimuleerde emigratie op gang. Meer dan een half miljoen Nederlanders zijn er toen geëmigreerd, onder andere naar Nieuw-Zeeland, Canada en Australië. Ook tijdens die tijd speelde de Holland-Amerika Lijn een grote rol om de emigranten te vervoeren.
Immigratie
Immigratie is het tegengestelde van emigratie. Een Italiaans gezin dat permanent in Nederland komt wonen emigreert vanuit Italië, maar immigreert in Nederland.
Arbeidsmigratie
Toen er in de jaren zestig een tekort aan ongeschoolde arbeiders ontstond en de economie dreigde te stagneren, werden er door de bedrijven arbeidskrachten in het buitenland geworven. Ook kwamen er “spontaan” buitenlandse arbeiders naar Nederland. De mensen kwamen vooral uit het Middelandse Zee-gebied zoals de landen Spanje, Italië en Turkije. Zij werden gastarbeiders genoemd. Na twee jaar hadden de gastarbeiders het recht om hun gezin over te laten komen. De gastarbeiders en hun gezinnen zijn dus immigranten.
Er ontstaat ook arbeidsmigratie als er op het platte land geen werk (meer) is. Arbeiders trekken dan naar de stad in de hoop daar een beter bestaan op te bouwen.
Andere vormen
Remigratie
Komt de Nederlander, die eerst naar Italië is geëmigreerd, weer terug om in Nederland te gaan wonen, dan spreek je over remigratie.
Een deel van de mensen die in de jaren zestig naar Nederland zijn gekomen om als gastarbeider te werken is weer in het geboorteland gaan wonen. Zij zijn geremigreerd.
Transmigratie
Als een hele bevolkingsgroep in één keer (vrijwel altijd onvrijwillig) zich verplaatst, spreek je van transmigratie. Voorbeeld: een stroom vluchtelingen die uit een oorlogsgebied wegtrekt.
Seizoensmigratie
Moderne seizoensmigranten zijn gepensioneerden die overwinteren in een land met een warmer klimaat dan het onze.
Lees ook: Wat was de Holland-Amerikalijn?