De oorlog in Vietnam
Een gevolg van de Koude Oorlog
De oorlog in Vietnam was een gevolg van de Koude Oorlog tussen Amerika en de Sovjet Unie. Na de tweede wereldoorlog probeerden beide grootmachten hun invloedssfeer uit te breiden naar de rest van de wereld. De Sovjet Unie was communistisch en wilde andere landen ook communistisch maken om een sterk blok tegen het kapitalisme te vormen. Amerika daarentegen was kapitalistisch en was bang dat de communisten te veel macht zouden krijgen. Als gevolg hiervan besloot Amerika een politiek van containment te handhaven. Deze politiek van containment (letterlijk indamming) hield in dat de Verenigde Staten overal in de wereld waar het communisme opkwam het probeerde te onderdrukken, zonder een rechtstreekse confrontatie met de Sovjet Unie aan te gaan.
Vietnam als kolonie
Na de Tweede Wereldoorlog hadden de Amerikanen gezegd dat de tijd van het kolonialisme voorbij was. Toch wilden de Fransen hun kolonie weer onder controle krijgen na de oorlog. Dit leidde tussen 1945 en 1954 tot een bloedige oorlog tussen de Fransen en de communistische opstandelingen in Vietnam onder leiding van Ho Chi Minh. Ho Chi Ming wilde het land onafhankelijk maken. De Amerikanen steunden de Fransen door geld en wapens te sturen, omdat ze wisten dat Ho Chi Minh een communist was.
In 1954 waren de Geneefse akkoorden waarin besloten werd dat Vietnam opgesplitst zou worden in Noord- en Zuid-vietnam. Een dag voor deze akkoorden probeerde de Vietminh (de communisten) nog terreinwinst te boeken. Dit leidde tot een grootscheepse confrontatie in Dien Bien Phu. De Amerikanen installeerden een Veramerikaniseerde Vietnamees genaamd Ngo Dinh Diem in Zuid-Vietnam als leider, maar de Vietnamezen accepteerden hem niet. Toen de Amerikanen daarna weigerden de verkiezingen in 1956 te laten doorgaan, begonnen Vietminh guerilla's uit het Zuiden (genaamd Vietcong) openlijk te rebelleren. De Amerikanen weigerden de verkiezingen door te laten gaan, omdat de communistische partij de grootste aanhang had. Vietnam zou dan alsnog een communistisch land worden.
De VS in de Vietnamoorlog
Amerika had voor 1960 nog geen soldaten in Vietnam zitten. Onder president Kennedy kwam hier een eind aan. Hij wilde de containmentpolitiek hard doorzetten en besloot Amerikaanse adviseurs (lees: soldaten) naar Zuid-Vietnam te sturen. In 1961 zaten er 3200 soldaten in Vietnam en in 1963 waren dit er al 16.000. De oorlog van Amerika was een feit. In 1963 werd John F. Kennedy vermoord en werd vice-president Johnson de president van Amerika. Hij kreeg hierbij dus ook de controle over de aanwezigheid in Vietnam.
De situatie in Vietnam verslechterde snel voor de Amerikanen; de Vietcong begon langzaam naar het zuiden op te trekken. Johnson wist dat een nederlaag een einde van zijn politieke carriére zou betekenen en versterkte het leger. In 1964 werd hij herkozen als president en vroeg hij het parlement om een open oorlog te kunnen voeren in Vietnam. Dit houdt in dat hij alle bevoegdheden heeft om de Vietcong en Vietminh in Vietnam te kunnen bestrijden. Hij kreeg deze volledige macht door het Tonkin-incident, waarbij een Amerikaans schip door Noord-Vietnamezen werd beschoten.
Johnson wilde de oorlog winnen, koste wat het kost, maar wilde zo min mogelijk middelen gebruiken en zo weinig mogelijk Amerikanen in gevaar brengen. Dit had hij zijn kiezers namelijk beloofd. Hij besloot massaal het noorden van Vietnam en de Vietcong in het zuiden te bombarderen genaamd de Rolling Thunder. De oorlog duurde voort. Hoewel Johnson de onbeperkte macht had werden er toch wat restricties opgelegd. Zo mocht er niet in de buurlanden Laos en Cambodja gekomen worden om een een belangrijke aanvoersroute (de zogenaamde Ho Chi Minh route) van wapens en militairen van Noord-Vietnam naar de Vietcong te vernietigen. Bombardementen mochten niet te dicht bij de grens van Noord-Vietnam of op Hanoi en Haiphong.Dit alles uit angst om China of de Sovjet Unie bij de oorlog te betrekken.
De oorlog verliep moeizaam doordat de communisten (de Vietcong) een guerillatechniek gebruikten (onverwachts toeslaan en direct terugtrekken). De Amerikanen gebruikten Search en Destroy. Het zoeken van de Vietcong en hun vernietigen. Succes werd niet afgemeten aan gebiedswinst maar uit aantallen gedode vijanden. De Amerikanen beweerden dat de communisten op instorten stonden en de overwinning dus nabij was. Het Tet-offensief maakte duidelijk dat de Amerikanen de situatie helemaal niet onder controle hadden. Het Tet-offensief was een massale aanval op de Amerikanen op Nieuwjaarsdag in Vietnam waarbij alle troepen tegelijk aanvielen in het hele land. Hoewel het offensief vrij snel werd afgeslagen waren de Amerikanen zo ontmoedigd dat ze besloten de oorlog stil te leggen en door onderhandelingen streefden naar vrede. In feite erkenden ze daarmee dat Noord-Vietnam niet te verslaan was.
Amerikaanse media
De Amerikaanse media waren aanvankelijk nog positief over de Vietnamoorlog. Rond 1966 en 1967 begonnen ze echter kritischte tonen aan te slaan. De oorlog liep uit de hand en het Amerikaanse aantal slachtoffers liep snel op, waarder de media zich af begonnen te vragen of de politiek van Johnson wel juist was. Door berichtgeving via televisiebeelden konden de Amerikaanse burgers zien hoe het er in Vietnam aan toe ging. Door onnauwkeurige berichtgeving ontstond de indruk dat de Amerikaanse soldaten geen winst boekten en Amerika in een hopeloze oorlog verzeild was geraakt. De protestgeneratie weigerden steeds vaker in dienst te gaan en er kwamen grote protesten onder vooral jongeren in Amerika. De oorlog in Vietnam was een bodemloze pu
Einde van de oorlog?
In 1969 werd Nixon de opvolger van Johnson. Hij kreeg hiermee ook alle problemen van de Vietnamoorlog met zich mee. De roep van het volk om de oorlog te beeïndigen werd steeds groter. Hij pleitte voor een eerzame vrede. Er moest onderhandeld worden met Noord-Vietnam. Nixon haalde steeds meer soldaten terug uit Vietnam en vergrootte de financiële en materiële hulp aan de Zuid-Vietnamezen. Amerikaanse experts leerden het zwakke Zuid-Vietnamese leger om op eigen benen te staan terwijl Nixon probeerde aan de onderhandelingstafel met de Noord-Vietnamezen te komen.
Een patstelling is een stelling waarin 2 partijen vaststaan, dus niet kunnen bewegen. De oorlog in Vietnam kon niet gewonnen worden, maar voor onderhandelingen moest de oorlog eerst uitgebreid worden vond Nixon. Om vrede te bereiken werd dus eerst de oorlog uitgebreid. Hij liet Cambodja en Laos bombarderen en stuurde grondtroepen Laos in om de Ho Chi Minh route te dwarsbomen. Deze acties moesten geheim blijven. Dit bleven ze aanvankelijk ook maar toen ze uitlekten ging Nixon over tot invasie van Cambodja. Dit leidde tot nog meer protest. Het congres dwong Nixon te stoppen.
Nixon probeerde de oorlog zo eerzaam mogelijk te beëindigen door de relaties met China en de Sovjet Unie, die beide volgens hem de Noord-Vietnamezen hielpen, te verbeteren. Hij overschatte echter hun invloed op Noord-Vietnam, want hoewel de VS langzaamaan de relaties met China en de Sovjet Unie verbeterde, veranderde er weinig in Vietnam. De vredesbesprekingen faalden meermaals waardoor Nixon zich gedwongen voelde de bombardementen op het noorden te vergroten. Pas in december 1972, toen de bombardementen beëindigd werden, ging men weer rond de tafel zitten. Dat leidde uiteindelijk eind januari 1973 tot een vredesovereenkomst; Amerika beloofde zich terug te trekken uit Vietnam en er zou een staakt-het-vuren volgen. Dit staakt-het-vuren duurde echter niet lang; de Amerikanen waren nog niet weg of de Noord-Vietnamezen lagen alweer in de clinch met de regering in het zuiden en openden de aanval. Noord-Vietnam veroverde na het vertrek van de Amerikanen snel het zuiden en Vietnam was niet meer gescheiden, maar één land.