Het uiterlijk van de Romeinse vrouw

Inleiding

Over het leven en het uiterlijk van vrouwen in de Romeinse oudheid is er veel minder informatie overgeleverd dan over de mannelijke leden van dit volk. Hun rol was dan ook ondergeschikt aan die van de man. Toch kregen Romeinse vrouwen meer kansen dan vrouwen in andere antieke samenlevingen. Hun leven speelde zich immers niet alleen binnenshuis af, ze hadden ook een sociaal leven buitenshuis. Dit gegeven heeft als gevolg dat er toch een redelijke hoeveelheid informatie is overgeleverd over hun activiteiten en voorkomen, waarover je hieronder meer kan lezen. 

Uiterlijk van de Romeinse vrouw

De Romeinse vrouw

In het Romeinse rijk was er geen sprake van gelijkheid tussen man en vrouw. Een vrouw stond in de beginperiode van de Romeinse tijd gedurende haar gehele levensloop onder de macht van een man. Voor haar huwelijk  stond ze onder de voogdij van haar vader, later onder die van haar echtgenoot. Een weduwe werd het eigendom van haar oudste zoon. Later, ten tijde van de Romeinse republiek, kregen vrouwen wat meer vrijheid en waren ze enkel nog afhankelijk van hun vader, niet meer van hun echtgenoot. Na de dood van haar vader werd ze onafhankelijk en kreeg ze zelfs een klein deel van de erfenis. 

Ondanks deze beperking in hun vrijheid, waren Romeinse vrouwen heel wat vrijer dan vrouwen in andere antieke samenlevingen, omdat ze de mogelijkheid hadden om een leven dat zich ook buitenshuis afspeelde op te bouwen. Ze hadden weliswaar niet veel rechten, zo mochten ze bijvoorbeeld niet stemmen, een politieke functie bekleden, maar ze kregen wel de toelating buitenshuis een sociaal leven te onderhouden.

Vrouwen wilden hun sociale status  natuurlijk tonen aan de buitenwereld, en deze status brachten ze in het bijzonder tot uiting door hun kledij, door zich te maquilleren, door hun haren op te steken,… Kortom, door middel van hun uiterlijk. Die elementen van persoonlijke verzorging ga ik hieronder bespreken.

Kledij 

Een eerste belangrijk aspect van het uiterlijk van een Romeinse vrouw was haar kleding. Deze was vrij eenvoudig en bevatte heel wat Griekse elementen. De Romeinse kleding heeft geen grote veranderingen doorgemaakt in de loop der eeuwen, er was bovendien geen groot onderscheid tussen mannen- en vrouwenkleding. De afwerking van de kleren was grof en onverzorgd, vaak werden de kleren op hun plaats gehouden door riemen en spelden, of men knoopte de verschillende uiteinden gewoonweg aan elkaar. Toch probeerden de hogere sociale rangen zich van het plebs te onderscheiden door middel van hun kleding, bijvoorbeeld door duurdere en luxueuzere materialen te gebruiken. 

Het meest gedragen Romeinse kledingstuk was de toga.  Burgers van elke stand, behalve slaven, droegen een dergelijk gewaad, maar uit de kwaliteit van de stof kon men afleiden of de drager arm of rijk was. Vooral mannen droegen dit kledingstuk, maar het werd in sommige gevallen ook gedragen door vrouwen. Het was in het bijzonder een soort van herkenningsteken voor prostituees en echtbreeksters. 

Romeinse vrouwen droegen een palla, een rechthoekige sjaal. Deze werd gedrapeerd rond de schouders en eventueel ook rond het hoofd en reikte tot aan de knieën. Pallae mochten enkel gedragen worden door getrouwde vrouwen. Hieronder droeg een gehuwde vrouw een stola, een losvallend kleed dat reikte tot aan de voeten van de vrouw. Dit kledingstuk was mouwloos en werd met twee pinnen vastgemaakt aan de schouders. De stola was niet bepaald een mooi kledingstuk waar vrouwen mee pronkten, men droeg het om duidelijk te maken dat men getrouwd was en dat men belang hechtte aan tradities. 

Alle vrouwen, ook de ongetrouwde, droegen een tunica. Getrouwde vrouwen droegen dit onder hun stola, jonge meisjes, slavinnen en vrijgelatenen droegen enkel dit kledingstuk. Ook mannen droegen een tunica, maar dan in een kortere versie. Er bestonden twee varianten van de tunica, allebei afgeleid van Griekse kledingstukken, de peplos en de chiton. De Griekse peplos werd gemaakt uit twee rechthoekige lappen waarvan de zijkanten bijna volledig werden dichtgenaaid. De peplos was breder, waardoor het kledingstuk bij het dichtnaaien vanzelf mouwen kreeg. Beide variaties werden dichtgeknoopt met een touw in de taille of onder de buste. 

Alle Romeinen, zowel mannen als vrouwen, droegen voornamelijk sandalen (sandalia). Ze werden hiervoor geïnspireerd door de Grieken. De sandaal is het meest gebruikte schoeisel bij de Romeinen.  Het model en de kwaliteit van je schoeisel hing af van de sociale stand waartoe je behoorde en het beroep dat je beoefende. Behalve sandalen werden er ook nog gesloten schoenen (calcei) en laarzen gedragen. Gesloten schoenen, waarbij de zool en het bovenwerk aan elkaar werden vastgemaakt met nagels, werden vooral gedragen in het openbaar, het werd immers als onbeleefd beschouwd om op je sandalen publiekelijk te verschijnen. Op een feestje moest er dan weer afgewisseld worden tussen sandalen en gesloten schoenen.

Juwelen

De Romeinen droegen juwelen uit verschillende metalen, zoals brons, zilver of ijzer, maar de best bewaarde stukken waarover we nu nog beschikken, waren uit goud. De juwelen werden gemaakt door ambachtslui, door middel van metalen plaatjes of draad, met edelstenen of andere versieringen. De inspiratie voor hun juwelen, net zoals voor hun kleding, haalden de Romeinen bij de Grieken, maar de Romeinen prefereerden zwaardere, luxueuzere juwelen.    

De meeste juwelen werden gedragen als symbool van rijkdom en teken van macht. Er waren er echter ook die een bijkomende betekenis hadden. Een voorbeeld hiervan is de bulla, een ring die enkel gedragen mocht worden door vrijgeboren burgers. Verder werd het onderscheid tussen Romeinse en buitenlandse soldaten gemaakt door het materiaal waarvan hun ketting was gemaakt: Romeinse soldaten droegen een zilveren ketting, buitenlandse een gouden.

Kapsel 

Het kapsel van de Romeinse vrouw heeft, in tegenstelling tot de klederdracht, wel een evolutie doorgemaakt doorheen de tijd. Tijdens de Republiek was haar kapsel eerder eenvoudig, een knot in de nek met een middenscheiding. Een meer uitgesproken en frivool kapsel werd als ongepast beschouwd voor getrouwde vrouwen. Later kregen vrouwen meer belangstelling voor hun haren. Kleding werd ondergeschikt aan hun kapsel en sieraden. In de Keizertijd werden de kapsels veel ingewikkelder en creatiever. Een voorbeeld, dat onder andere gedragen werd door Octavia, is een kapsel waarbij er een pluk haar over het voorhoofd werd gevouwen, waarna het als een vlecht naar de nek gebracht werd. In de nek werd er een knot gemaakt van die pluk samen met twee zijlokken, die over de slapen krulden. Niet alle vrouwen droegen echter zulke ingewikkelde kapsels, eenvoudige haartooien werden nog altijd gedragen. In de loop der eeuwen ontstonden er steeds meer kapsels en waren er steeds andere in de mode. Het is bij vrouwen wel nooit in de mode geweest de haren kort te dragen. 

De meeste vrouwen lieten hun kapsels creëren door bekwame slaven, maar ook als barbier kreeg je voldoende klanten over de vloer. Volgens enkele van mijn bronnen waren kapsalons, naast badhuizen, één van de drukst bezochte plaatsen in Rome. Vooral mannen kwamen er geregeld om hun baard te laten scheren. 

Behalve verschillende kapsels uitproberen konden vrouwen ook nog andere dingen doen met hun haren. Zo konden ze hun haar laten verven of bleken. Dit laatste werd vooral gedaan nadat men in contact was gekomen met de Germanen. Ook haarstukjes werden gebruikt, of  voor wie bijna helemaal kaal was kon een pruik de oplossing bieden. De meeste vrouwen maakten gebruik van een krultang om hun haren te krullen.  

Lichaamsverzorging 

Sommige Romeinse auteurs, zoals bijvoorbeeld Martialis, verklaren dat hygiëne geen prioriteit was in het leven van een Romein. Ze drijven de spot met hun algemene lichaamsverzorging. Dit beeld strookt echter niet helemaal met de realiteit. De meeste Romeinen wasten iedere dag hun benen, armen en gezicht. Elke week namen ze een volledig bad, waarbij ze hun huid reinigden met schurende producten, ter vervanging van zeep. Tot voor de derde eeuw v.C. baadden de Romeinen thuis, in vaak kleine en oncomfortabele badkamers, maar later werden er gebouwen opgericht, balnea, die de meeste Romeinen gebruikten. Enkel de rijken konden zich thuis een luxueuze badkamer veroorloven. Een balneum bestaat steeds uit dezelfde drie onderdelen: het tepidarium, het frigidarium en het caldarium. 

De Romeinen wasten niet enkel hun lichaam, ze spoelden ook hun mond geregeld met geparfumeerd water voor een frisse adem en poetsten hun tanden met een mengsel van verschillende ingrediënten, zoals bijvoorbeeld puimsteenpoeder. Wie een tand verloren was, kon een nieuwe tand, gemaakt uit ivoor, been of goud, in zijn mond laten plakken met behulp van gom. Dit was helaas niet meer dan een lapmiddel, want de tand moest regelmatig vervangen worden. 

Ook ontharen was de Romeinse vrouwen niet onbekend. Met behulp van pincetten of ontharingscrèmes epileerden ze hun oksels en benen, en soms ook hun armen en schaamstreek. Meestal voerden slaven die hiervoor opgeleid waren deze taak uit, in de buurt van de badhuizen.   

Heel wat vrouwen waren in de ban van parfum en geuren. De Romeinen hebben hun parfumcultuur van de Grieken overgenomen. Ze versierden hun huis met welriekende bloemen en gebruikten ook parfum bij religieuze handelingen. Behalve daarvoor maakten ze ook gebruik van parfum op hun eigen lichaam. Ze wilden immers een aangename geur verspreiden. Hiervoor gebruikten ze oliën en zalfjes, waarmee ze zichzelf insmeerden. Deze zalfjes bestonden uit extracten van verschillende bomen, bloemen en planten, zoals bijvoorbeeld mirre of wierrook.

Schmink 

Het laatste element van de verzorging en het uiterlijk van een Romeinse vrouw is make-up. Het is vrij logisch dat de vrouwen hun gezicht wilden opmaken, aangezien ze op geen enkel moment in deze onderzoekscompetentie liefhebber zijn gebleken van ‘natuurlijke schoonheid’. Ze wilden op elk vlak perfectie bereiken, dus ook op het vlak van schoonheid. En daar hoorde dus ook schmink bij om imperfecties te corrigeren.  

Het schoonheidsideaal heeft veranderingen doorgemaakt doorheen de eeuwen, maar een constante in het ideaal was een bleke huid, een rode mond en donkere ogen. Het belangrijkste was er gezond en weelderig uit te zien, en daarvoor was allereerst een bleke huid essentieel. Deze duidde op welvaart, omdat het een teken was dat je je niet hoefde bloot te stellen aan zonnestralen om geld te verdienen. Het contrast van de witte huid en het in de verf zetten van de lippen en de mond werd vooral gedaan om de bleke teint zoveel mogelijk te laten opvallen. Er konden verschillende producten gebruikt worden om dit effect te bereiken. Om de huid witter te maken greep men vooral naar verpulverd krijt en naar wit loodpoeder. Dit laatste is giftig, en men was hiervan ook op de hoogte. Dit verhinderde de meeste vrouwen echter niet het toch te gebruiken. Met saffraan trok men een lijntje rond de ogen, zoals we nu met oogpotlood doen. Voor het tinten van de lippen maakte men gebruik van bijvoorbeeld pulp van wijn en oker.  Behalve de elementen van het ultieme schoonheidsideaal maquilleerden de Romeinen ook hun wenkbrauwen, wimpers en wangen, en brachten ze schoonheidsvlekjes aan op hun gezicht. Ook schoonheidsmaskers van bijvoorbeeld ezelinnenmelk of gerstemeel werden vaak gebruikt.   

Conclusie

We kunnen besluiten dat er heel wat informatie is overgeleverd over het uiterlijk van de Romeinse vrouw. We beschikken over heel wat details, waaruit blijkt dat aandacht besteden aan je uiterlijk voordelen kon opleveren in de klassieke oudheid, het was namelijk een manier om je rijkdom en sociale status tentoon te spreiden. Ook kunnen we hieruit afleiden dat de vrouw niet helemaal onbelangrijk was in de samenleving van toen, omdat ze ook de kans kreeg om zichzelf uit te drukken.