Hoe kun je bloedsuiker bepalen door middel van vingerprik

Inleiding

Het meten van de bloedsuikerspiegel is een van de belangrijkste middelen om diabetes mellites te beheersen en een belangrijk onderdeel van de behandeling van de ziekte. De normale bloedsuiker (glucose) waarden liggen tussen de 4,0 en 8,0 mmol/l. Dit zijn ook de streefwaarden bij patiënten met diabetes mellites. Als de nuchtere waarden bij een onbehandeld persoon boven de 6 mmol/l en niet nuchter boven de 11,0 mmol/l wordt er gesproken over diabetes mellites. Zowel bij vermoeden van diabetes mellites als bij diabetes mellites patiënten is bloedsuiker bepalen door middel van een vingerprik een effectieve methode om te controleren wat de bloedglucosewaarden zijn.

Bloedsuiker bepalen door middel van vingerprik

Mensen met diabetes mellius leren over het algemeen zelf de bloedglucose te meten (= zelfcontrole). Zelfcontrole is een belangrijk onderdeel van diabetes educatie.

Om de bloedglucosewaarde te bepalen wordt een druppel bloed uit de vinger op een teststrook opgevangen of opgezogen. Met behulp van een bloedglucosemeter wordt de bloedglucosewaarde bepaald. Afhankelijk van de meter en de gebruikte teststrook wordt de bloedglucosewaarde gemeten in volbloed of in het bloedplasma.

Bij het meten in plasma verkrijgt men hogere referentiewaarden dan bij het meten in volbloed. Hiermee dient rekening te worden gehouden als men de waarden onderling vergelijkt.

De verklaring hiervoor is de volgende: In volbloed zitten bloedcellen. Glucose wordt opgelost in het waterige deel van het bloed. Een meting in volbloed wordt gemeten in het waterige deel maar uitgedrukt in concentratie volbloed (dit is inclusief het volume bloedcellen)

In plasma zitten geen bloedcellen. Het volume wordt kleiner waardoor hogere concentratie glucose gemeten wordt.

Plasma bestaat voor 95% uit water en volbloed 84% uit water. Hierdoor wordt het verschil van 12- 15% verklaard tussen beide typen metingen van de bloedgluccosewaarde. Dit is de reden waarom bloedsuiker bepalen dmv een vingerprik niet geschikt is om de diagnose diabetes mellitus te stellen. Daarvoor is aanvullend laboratorium onderzoek nodig waarbij het bloed verkregen wordt uit de ader.

Bij de behandeling van mensen die al diabetes mellitus hebben wordt gestreefd naar normale bloedglucosewaarden. Dit houdt voor diabetespatiënten in dat de bloedglucosewaarde:

  • nuchter tussen de 4 en 7 mmol/l is,
  • twee uur na het eten onder de 11 mmol/l is.

Bloedglucose curve

Een curve bestaat uit een reeks van bloedglucosewaarden die op verschillende vaste momenten op de dag worden bepaald. De tijdstippen waarop dit gebeurt worden in overleg met de cliënt vastgesteld. Het afnemen van bloed om bloedglucose te meten kan op de volgende manieren worden verkregen:

Voor laboratoriumonderzoek wordt altijd bloed via de ader (veneus) verkregen. Capillair bloed wordt afgenomen uit de vinger, hiel of oorlel (niet bij volwassenen). De meest geschikte vingers om in te prikken zijn voor volwassenen de ring- middelvinger en pink. De duim en de wijsvinger worden meestal ontzien omdat deze het meest worden gebruikt en gevoeliger zijn. De zijkant van de vingertop is het minst pijnlijk  omdat daar minder tast zenuwen zitten.

Bij baby's wordt bij voorkeur in de zijkanten van de hiel geprikt. Bij hoge uitzondering in de oorlel (is lastiger). Het ligt aan de grootte van het kind maar pas vanf de leeftijd van 6 - 12 maanden wordt de vinger als prikplaats gebruikt.

Er zijn een aantal belangrijke aandachtspunten bij het meten van de bloedglucosewaarden via capillair bloed:

  • De hulpverlener dient voor het prikken de handen goed te wassen of te desinfecteren met handalcohol.
  • De cliënt dient de prikplaats goed te reinigen met bij voorkeur warm water. Desinfectie is niet nodig als de handen goed gewassen worden met water.
  • Als de vinger goed droog is dient na het prikken de eerste bloeddruppel te worden weggeveegd. Op deze manier wordt voorkomen dat vuil of overgebleven desinfectans het test resultaat beïnvloeden.
  • bloedglucosemeting mag alleen worden verricht uit een bloeddruppel die eenvoudig en zonder stuwen (het melken van de vinger) is verkregen. Dit omdat dan naast bloed ook ander vocht in de druppel terecht komt en het testresultaat beïnvloed.

Conclusie

Deze informatie is geschikt voor mensen met diabetes of hulpverleners die diabetes behandelen in de praktijk. Om de bloedsuikers door middel van zelfcontrole te bapelen moet wel zorgvuldig worden gehandeld. Zelfmeting maakt het mogelijk dat patiënten de afwijkende bloedsuikers goed onder controle kunnen houden. Hierdoor voelen patiënten zich minder beperkt en hebben ze vaak meer bewegingsvrijheid. 

 

Meer informatie over de gezondheidzorg

Hieronder vind je meer inhoudelijke informatie over de wet BIG en WGBO:

De Wet op Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

De wet BIG (De Wet op Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg)

Voorbehouden en risicovolle handelingen in de gezondheidszorg (BIG)

Bevoegd en bekwaamheid voor voorbehouden handelingen in de gezondheidszorg

Hieronder vind je artikelen over verpleegkundige en sondevoeding:

Verpleegtechnische vaardigheid sondevoeding toedienen

Medicatie toedienen bij zorgvragers met sondevoeding

Mogelijke complicaties bij het geven van sondevoeding

Hieronder vind je artikelen over verpleegkundige en injecteren:

Wat is Intramusculair injecteren

Wat is Subcutaan injecteren