Spraakontwikkeling bij kinderen tot 4 jaar

Inleiding

Als uw kleuter in z'n tweede levensjaar is, neemt z'n woordenschat geleidelijk en geregeld toe. Bij de één gaat dat wat vlotter dan bij de ander, dat ligt ook een beetje aan het type kind. Natuurlijk worden de woorden lang nog niet allemaal feilloos uitgesproken. Iedereen weet bijv. dat er bepaalde medeklinkers zijn, zoals de r, de l, en vaak ook de k, die voor heel veel kinderen extra grote struikelblokken vormen en die ze schijnbaar maar niet kunnen leren zeggen.

Paniek?

Nu hoeft dat meestal helemaal geen reden tot ongerustheid te zijn. Over het algemeen is het zo, dat ook de meest hardnekkige worsteling met een moeilijke r, of een verraderlijke l vroeger of later eindigt in een overwinning voor de kleuter. Het is dus helemaal niet nodig, om direct uitgebreide oefenpartijen op touw te zetten, als het kind moeite heeft met een bepaalde medeklinker. Zo nu en dan eens een moeilijk woord samen proberen 'goed' te krijgen, is natuurlijk uitstekend. Maar verder is het 't beste, er niet teveel aandacht aan te besteden.

Iets anders is natuurlijk, wanneer vader of moeder, omdat het zo grappig is, of zo snoezig klinkt, eigenlijk zo stilletjes weg een handje helpen om het krom praten nog wat te rekken. Moeder blijft hem toch bijv. ook niet voeren, omdat hij zo grappig hapt? Hij moet immers zelf leren eten? Zo moet hij ook flink leren praten en alle woorden goed leren zeggen.

Stotteren

Het komt wel eens een enkele keer voor, dat kinderen, vooral als ze pienter en wat nerveus zijn, bij de overgang van de brabbeltaal naar de meer gecompliceerde zinnen, wat gaan stotteren. De oorzaak hiervan is, dat het kind zijn gedachten vlugger vormt, dan hij in woorden kan uitdrukken. Hij struikelt dan, in de letterlijke zin, over z'n woorden en begint te stotteren. Dit stotteren ten gevolge van de spraakontwikkeling moet natuurlijk niet verward worden met andere vormen van stotteren, die ook heel andere oorzaken hebben. Als het alleen maar spraakontwikkelingsstotteren betreft, gaat 't meestal vanzelf weer over. In de periode dat 't kind een beetje stottert, is het 't beste hem zo rustig mogelijk te houden, geen aandacht aan zijn haperen te besteden en het woord 'stotteren' eenvoudigweg niet te noemen, ook niet tegenover anderen, als 't kind erbij is.

Rijmpjes

Het is het beste in zo'n periode samen met 't kind bekende kinderrijmpjes te zeggen, met een prettig, stevig ritme. U kunt bijv. ook ter afwisseling een halve regel voorzeggen en het kind de rest van de regel laten aanvullen. Een kind vindt 't meestal heerlijk om actief mee te doen met 't vertellen van een verhaaltje of het opzeggen van een versje, en zo oefent hij spelenderwijs woordjes en zinnen. Tijdens dit 'spelletje' vooraf nooit kromgesproken woorden verbeteren. Dan wordt het kind weer attent gemaakt op haperingen en gebreken in zijn praten en alles moet er juist op gericht zijn, hem het spreken te doen beleven als iets, wat prettig, vlot en vanzelf gaat en helemaal niet moeilijk is.

Kent 't kind een bepaald versje door en door, en hebt u 't vaak samen opgezegd, dan kunt u vragen: 'Laat es horen, of je 't héél zachtjes kunt opzeggen? Fluister 't maar in m'n oor.' Fluisterend wordt namelijk zelden of nooit gestotter. En dan, als een geheimzinnig, leuk spelletje fluistert het hummeltje zonder haperen 't hele versje van begin tot eind. Is dit heel vaak achter elkaar gelukt, dan probeert hij 't maar eens hardop. Er kan niet genoeg nadruk op gelegd worden dat dit 'oefenen' altijd opgevat moet worden als een leuk spelletje, waar moeder en kind allebei plezier in hebben.

Hulp

Het kind mag nooit het gevoel krijgen, dat hij erg z'n best moet doen, want dan wordt hij zo gauw onzeker en dan is hij weer een stapje dichter bij de ellendige spreekangst, die helaas voor zoveel kinderen en volwassenen tot een boze bedreiging van hun levensvreugde is geworden. Gaat dit stotteren, of een ander spraakgebrek, bijv. het verhaspelen van sommige medeklinkers (welk gebrek ook wel in deze periode ontstaan kan) niet over, dan is het wel gewenst, deskundige goed geschoolde hulp op spraakkundig gebied in te roepen.