Hoe wordt keelkanker behandeld

Keelkanker

Wat keelkanker eigenlijk is, wordt in een andere bijdrage uitgelegd. Deze vorm van kanker moet uiteraard ook worden behandeld, wil je met redelijk succes weer gezond worden. Een keelkankerbehandeling kan op verschillende manieren verlopen. Dit wordt in dit artikel op een eenvoudige manier uitgelegd.

 

 Keelkanker en de behandeling ervan

1. Laserbehandeling

Door een bepaalde soort lichtstralen (CO2 laser) te gebruiken, is het soms mogelijk de tumor plaatselijk te vernietigen. Dit gebeurt onder narcose en vereist een opname van 2 à 3 dagen in het ziekenhuis.

Een laserbehandeling kan worden toegepast als de tumor zeer klein is of de luchtweg dreigt af te sluiten. In dit geval zal de tumor later alsnog geopereerd worden om de rest te verwijderen.

Gedurende de eerste dagen mag de patiënt niet praten. De stem is na een dergelijke operatie niet volledig normaal maar na enkele weken neemt de heesheid duidelijk af. Slik en pijnklachten zijn meestal minimaal.

2. Bestraling (radiotherapie)

Radioactieve straling doodt kankercellen. Hierdoor verdwijnt de tumor geheel of gedeeltelijk. Je krijgt meestal gedurende 4 tot 7 weken elke werkdag een bestraling.

Bij de meeste tumoren wordt gekozen voor radiotherapie. De duur en aantal bestralingen hangen af van de omvang van de tumor en mogelijke uitzaaiingen. Radiotherapie kan volgende nevenwerkingen hebben:

  • een minder heldere stem,
  • vermoeidheid,
  • verminderde eetlust,
  • lichte misselijkheid,
  • huid-irritatie: de huid wordt rood en droger (schilfervorming). Nadien kan de huid donkerder van kleur blijven,
  • droge mond en keel: als de speekselklieren ook worden meebestraald,
  • branderig gevoel tijdens het eten.

3. Chemotherapie

Bij strottenhoofdkanker is chemotherapie, een behandeling met celdelingremmende medicijnen, niet zo'n veelbelovende behandeling. Het wordt vaak alleen gegeven om eventuele klachten te verminderen en/of de ziekte terug te dringen (palliatieve behandeling).

Bijwerkingen van chemotherapie:

  • misselijkheid en braken,
  • darmstoornissen,
  • haaruitval,
  • vermoeidheid,
  • zweertjes in de mond.

De meeste bijwerkingen verdwijnen geleidelijk na afloop van de behandeling.

4. Operatie (laryngectomie)

 

Wanneer de tumor niet reageert op de bestraling of na enige maanden terugkomt, is de enige mogelijkheid over het algemeen een operatie. Dit kan zijn een gedeeltelijke of totale laryngectomie.

  1. Bij een gedeeltelijke laryngectomie kan een deel van het strottenhoofd gespaard worden. Dit is alleen mogelijk bij vrij kleine tumoren.
  2. Bij grotere tumoren moet het hele strottenhoofd verwijderd worden. Ook wanneer de tumor initiëel zo groot is dat bestraling hoogstwaarschijnlijk niet meer effectief is of wanneer de functie van het strottenhoofd na de bestraling onvoldoende is om te kunnen spreken en slikken, wordt gekozen voor een totale laryngectomie.
  • Een laryngectomie houdt in dat het strottenhoofd met de stembanden en het strottenklepje volledig worden verwijderd. Als tijdens onderzoek is gebleken dat er uitzaaiingen in de halsklieren zijn, zal de arts deze klieren tijdens dezelfde operatie verwijderen. Door deze operatie wordt de luchtpijp op de huid laag in de hals (tracheostoma) vastgehecht en wordt de slokdarm direct met de mond verbonden.
  • Na de operatie heb je een opening(tracheostoma) in de hals naar buiten. Hierdoor adem je voortaan. Eten blijft dus normaal mogelijk maar spreken moet opnieuw worden aangeleerd, middels een stemprothese. De operatie duurt 2 tot 4 uur en wordt uitgevoerd onder algehele narcose.
  • De patiënt krijgt vloeibare voeding via de voedings(neus)sonde omdat de voedselpassage en het drinken via de verse operatiewond de eerste 10 dagen absoluut niet is toegestaan. Het infuus wordt verwijderd wanneer de patiënt de voeding via de neussonde goed verdraagt en geen bloedtransfusie of medicijnen via het infuus nodig heeft. Meestal is dit de tweede of derde dag na de operatie. Rond de 10de dag na de operatie wordt meestal gestart met het hervatten van orale voeding, eerst een vloeibaar dieet dat meestal snel wordt uitgebreid tot een normaal dieet.

Kans op genezing

Ongeveer 80 tot 90% van de mensen die in verband met een kleine tumor bestraald zijn, genezen. Bij 60% van de mensen die een totale laryngectomie hebben ondergaan, komt de ziekte binnen 5 jaar niet terug. Als de tumor terugkeert op de plaats waar is geopereerd of bestraald dan gebeurt dat meestal in de eerste 2 jaar na de behandeling.

Gevolgen van een laryngectomie?

 
  • Een laryngectomie is een ingrijpende operatie. Tijdens de operatie wordt via een kunstmatige opening (tracheostoma) in de hals een opening naar de luchtpijp gecreëerd. Na de operatie ademt u door deze opening in de hals.
  • Het spreken met uw normale stem is na verwijdering van het strottenhoofd onmogelijk. Je hebt een gaatje in de hals. Bij sommige patiënten heeft het stracheostoma de neiging tot krimpen. In die gevallen moet 's avonds of continu een (siliconen) canule worden gedragen.
  • De ademhalingsweg verandert. De neus bevochtigt niet langer de ingeademde lucht. Na een laryngectomie is de lucht die u inademt droog, koud en ongefilterd. Hierdoor wordt uw ademhaling afhankelijker van de omgeving. Om deze reden kan het zijn dat u meer gaat hoesten.
  • Ook is het niet meer mogelijk om de neus op de gebruikelijke wijze te snuiten.
  • Hoesten verloopt ook minder gemakkelijk omdat geen druk kan worden opgebouwd. Bij het hoesten was je normaal gewend om de hand voor de mond te houden. U zult nu de hand voor het stoma moeten houden.
  • Bij het douchen en baden moet u voorzorgsmaatregelen nemen om te voorkomen dat er water via het stoma in de luchtpijp komt.
  • Omdat niet meer via de neus wordt geademd, is de lucht erg droog en niet door de neus gereinigd. Hierdoor kunnen de longen geïrrriteerd raken en meer slijm gaan produceren. Daarom is het dragen van een filter van groot belang. Er bestaan tegenwoordig ook warmtewisselaars om het stoma af te dekken waardoor de temperatuur van de ingeademde lucht stijgt, wordt bevochtigd en gefilterd.
  • Bij lage buitentemperaturen is een rolkraag of sjaal aan te bevelen. Een hoge luchtvochtigheid (ca. 60-70 %) houdt het slijm dun en voorkomt veelvuldig hoesten.
  • Het is daarom belangrijk dat de lucht in huis vochtig blijft met bijvoorbeeld bakjes water aan de verwarming of een vernevelaar. De eerste maanden hebt u thuis een aërosol en een aspiratietoestel nodig.
  • Omdat niet meer via de neus wordt geademd is de reuk, en vaak ook de smaak, blijvend verminderd. U dient te beseffen dat u een gevaarsignaal (zoals gas of dampen) misschien niet zult ruiken en dat u parfum en voedsel anders zult ervaren dan vroeger. De logopediste kan u weer leren te ruiken. Door het ruiken komt ook uw smaak weer terug.
  • Je moet opnieuw leren praten. De patiënt kan de eerste 10 dagen in het geheel niet spreken en het communiceren moet met behulp van pen en papier gebeuren. Na deze 10 dagen begint de spraakrevalidatie, waarbij de patiënt opnieuw leert spreken onder begeleiding van een logopedist.

Link

http://www.leerwiki.nl/Keelkanker:_wat_wil_je_erover_weten? 

(link kopiëren aub)