Prostaatkanker: probleem voorbehouden aan de man

Prostaatkanker

De toekomst van prostaatkanker in West-Europa ziet er vreemd genoeg slecht uit. Over vijf jaar verwacht de medische wereld maar liefst een verdubbeling van het aantal prostaatkankers. Dat zou betekenen dat er dan meer prostaatkanker voorkomt dan longkanker. Dat zou je in onze moderne maatschappij niet verwachten. Temeer omdat prostaatkanker tegenwoordig goed behandeld en tijdig getest kan worden. Eigenaardig toch?

Waarom meer prostaatkanker

  • De eerste reden is het feit dat de mannen ouder worden.
  • De tweede reden is dat de kanker steeds vroeger wordt ontdekt. Het klinkt misschien vreemd maar vroege ontdekking van prostaatkanker is geen voordeel; het probleem is namelijk dat men nog niet de diagnose kan stellen welke tumoren zich snel zullen ontwikkelen en met welke de patiënt zonder problemen zijn leven lang kan leven.

Het risico om aan prostaatkanker te sterven is uiteindelijk slechts 3%. Tot nu toe sterven nog steeds meer mannen mét hun kanker dan van hun kanker.

Welke zijn de risicofactoren?

  1. Erfelijkheid: het risico is verhoogd bij mannen die op zijn minst één eerstegraads verwante hebben met prostaatkanker (volgens bepaalde studies tot 3x meer risico).
  2. Leeftijd: vanaf 50 jaar gaat het risico op prostaatkanker in stijgende lijn. Tussen 50 en 54 jaar wordt het risico geschat op minder dan 1%, tussen 55 en 59: 2%, tussen 60-64: bijna 7%, tussen 65-69: 14%, tussen 70-74: 26% en tussen 75-79 tot 40%. Men houdt er rekening mee dat de helft van de mannen ouder dan 80 jaar prostaatkanker hebben.
  3. Voeding: Chinese mannen zouden tot 100 keer minder prostaatkanker hebben dan een Europeaan. De voornaamste verklaring hiervoor is de voeding. Een voeding rijk aan dierlijke vetten zou een risicofactor zijn terwijl een vetarme voeding, rijk aan selenium, vitamine E en D en sojaproducten het risico op prostaatkanker zou doen dalen.
  4. Seks: volgens sommige studies zouden seksueel zeer actieve mannen een verhoogd risico lopen, andere studies besluiten tot een verhoogd risico voor seksueel weinig actieve mannen.
  5. Cadmium: blootstelling aan cadmium zou het risico verhogen maar dit risico kan het groot aantal gevallen niet verklaren.

Welke zijn de symptomen?

  • Over het algemeen evolueert prostaatkanker zeer traag en veroorzaakt geen symptomen tot het in een vergevorderd stadium is.
  • Soms treden symptomen op die vergelijkbaar zijn met die van een goedaardige prostaatvergroting: moeilijkheden bij het urineren, vaak urineren, nachtelijk urineren, niet volledig leegmaken van de blaas, enz.
  • In een later stadium kan er bloed in de urine en het sperma komen en een volledig blokkeren van het urineren.
  • Soms wordt prostaatkanker pas vastgesteld als het is uitgezaaid en dat leidt tot nierklachten, lage rugpijn, pijn in de borst of de ribben, enz.Ook kunnen er allerlei zenuwaantastingen optreden die gepaard kunnen gaan met een soort epileptische aanvallen, verwardheid of andere mentale verschijnselen.

Hoe gebeurt de diagnose?

  1. Handmatig (ook PPA genoemd): de arts onderzoekt manueel de prostaat via de aars op zoek naar verharding en/of asymmetrie. Duidelijke verhardingen en asymmetrie zullen met dit onderzoek gemakkelijk worden vastgesteld; echter kleine verhardingen worden slechts in de helft van de gevallen opgemerkt. Ook als kankers in een vroegtijdig stadium met deze techniek zelden kunnen worden opgespoord, blijft het een belangrijk onderzoek voor alle mannen ouder dan 50 jaar.
  2. PSA-test: hierbij gaat het om een (vrij nieuwe) urinetest die meer betrouwbare resultaten geeft dan de bloedtest waarmee de PSA-waarde wordt gemeten. PSA staat voor Prostaat Specifiek Antigen. Een te hoge waarde is een aanwijzing voor prostaatkanker. Toch zijn er nog ernstige twijfels rond deze nieuwe test want slechts 20% van de mannen met een te hoge PSA-waarde zou inderdaad prostaatkanker hebben. Van de 100 mannen die positief op deze test reageren, hebben 84 prostaatkanker en 16 niet. Er lopen nog internationale studies om het gebruik van de nieuwe test in de praktijk te bestuderen.
  3. TRUS test: Transrectale Ultrasonografie: dit is een techniek waarbij via het rectum een klein apparaatje wordt ingebracht waarbij met geluidsgolven de prostaat in beeld kan worden gebracht. Deze techniek verhoogt het aantal ontdekte kankers omdat hij toelaat de prostaat op een duidelijke wijze in kaart te brengen en het volume exact te meten. Bovendien kan men door middel van TRUS biopsies gericht laten gebeuren.

Als men alle 3 deze onderzoeken uitvoert, komt men tot een voorspellende waarde van 80 %. Ook het invoeren van een nieuwe techniek om pijnloos biopsies af te nemen heeft geleid tot een hogere ontdekkingsgraad van de gelokaliseerde vorm.

CT-scan en MRI-scan: beide diagnosetechnieken brengen niet veel bij voor de diagnose maar kunnen nuttig zijn voor het opsporen van uitzaaiingen.

Hoe gaat men behandelen?

  1. Basisprincipe: enkel een gelokaliseerde prostaatkanker komt voor genezing in aanmerking. Eens er kapseldoorbraak of uitzaaiingen zijn, is genezing tot nu toe onmogelijk. Het probleem is dat men nooit met zekerheid kan vaststellen dat de kanker plaatselijk is dan wel reeds is uitgezaaid. In de eerste plaats moet de patiënt een levensverwachting van ten minste 10 jaar hebben. Men kan immers nog lang leven met prostaatkanker die niet wordt behandeld. Bovendien kan een behandeling ernstige nevenwerkingen hebben die de levenskwaliteit in sterke mate doen dalen. Zeker bij oudere patiënten met kleine en goed omschreven tumoren verdient het aanbeveling om niet te snel te behandelen. In de praktijk komt het er op neer dat men elke vorm van radicale behandeling in vraag kan stellen bij patiënten ouder dan 70 jaar.
  2. Radicale prostatectomie of verwijdering van de totale prostaat, de zaadblaasjes en een deel van het omgevend weefsel. Deze behandelingswijze wordt gekozen bij patiënten met een gelokaliseerde kanker (stadium T1-T2) die nog minstens 10 jaar te leven hebben. In meer dan de helft van de gevallen gaat deze operatie gepaard met impotentie en in ongeveer 30% met incontinentie al zou dit in een aantal gevallen kunnen worden verholpen met aangepaste kinesitherapie. Zelfs bij de nieuwere technieken waarbij geprobeerd wordt om de zenuwen te sparen, blijft het risico op impotentie groot. Bovendien is het een vrij zware operatie wat altijd een beperkt risico inhoudt.
  3. Radiotherapie (bestraling): traditioneel wordt deze vorm van behandeling voorbehouden voor patiënten in een minder goede algemene toestand die geen operatie aankunnen. De behandeling bestaat uit een reeks bestralingen en biedt nagenoeg dezelfde overlevingskansen als radicale prostatectomie, alhoewel er geen studies zijn die dat onbetwistbaar aantonen. Nadeel is wel dat dit een lange behandeling vergt en dat de controle op eventueel herval moeilijker is. Radiotherapie wordt meestal aanbevolen voor jongere patiënten. Mogelijke neveneffecten zijn: urinaire incontinentie (ca. 2 op 10), rectale irritatie en vervelende rectale bloedingen, impotentie komt ook voor (2 à 3 gevallen op 10). Van geval tot geval:
  • soms worden radiotherapie en chirurgie gecombineerd als het resultaat van de eerste behandeling niet is wat er van verwacht werd.
  • Soms gaat men over tot radicale prostatectomie als er positieve biopsieën zijn 2 jaar na bestraling.
  • Ook kan er bijkomende radiotherapie overwogen worden wanneer er tumorale resten overblijven na radicale chirurgie. Beide opties moeten echter nog op lange termijn bekeken worden.

Experimentele behandelingen:

  1. Lasertherapie
  2. Cryo ablation (bevriezing van de prostaat)
  3. High Intensity Focused Ultrasound (HIFU)
  4. Brachytherapie: inplanten van radioactieve stoffen.

Deze minder ingrijpende technieken blijven nog experimenteel.

Het gaat hier om een prostaatkanker met uitbreiding buiten de prostaat (kapseldoorbraak) maar zonder lymfeknoopinvasie of uitzaaiingen (stadium T3N0M0). Verschillende vormen van behandeling zijn mogelijk:

  1. Niets doen en de evolutie van de kanker opvolgen (Watchful waiting);
  2. Hormonale therapie gevolgd door chirurgie
  3. Hormonale therapie gevolgd door radiotherapie
  4. Hormonale therapie alleen: prostaatkanker wordt gestimuleerd door het mannelijke hormoon testosteron. Bij een hormonentherapie probeert men de productie van dit hormoon te blokkeren of probeert men de stimulatie van de kankercellen door het mannelijk hormoon af te remmen. Hormonale behandeling kan de kanker niet genezen, alleen tegenhouden en de levenskwaliteit van de patiënt verbeteren.

Er zijn verschillende hormonale behandelingen :

  1. Castratie: de testikels worden chirurgisch verwijderd of worden met geneesmiddelen geblokkeerd. Hierdoor wordt ook de productie van mannelijke hormonen uitgeschakeld met als gevolg verminderde libido en potentie en het voorkomen van warmte-opwellingen bij een aantal patiënten. Chirurgische castratie is eenvoudig en goedkoop en vergt geen nabehandeling. Spijtig genoeg is het een definitieve procedure en moet men rekening houden met het feit dat tot 40% van de patiënten geen baat hebben bij deze behandeling.
  2. Anti-androgenen beletten dat het lichaam gebruikt maakt van het testosteron dat wordt aangemaakt. Belangrijk bij monotherapie met pure anti-androgenen is dat de potentie bij een groot aantal mannen blijft bestaan!

Behandeling als er uitzaaiingen zijn

  • Het feit dat er goede behandelingen bestaan mag niet doen vergeten dat deze tumoren zeer traag groeien en dat daarmee bij bejaarde patiënten terdege rekening moet gehouden worden, zeker als er nog andere ziekten aanwezig zijn.
  • Uitzaaiingen ten gevolge van prostaatkanker zijn ongeneeslijk. De verbetering van de kwaliteit van het leven van de patiënt is het eerste doel van elke behandeling, zij het palliatief, curatief of afwachtend. Er bestaat een consensus dat men bij de patiënt met een niet agressieve kanker wiens algemene toestand te wensen overlaat, mag overwegen geen behandeling in te stellen tot er symptomen optreden.

Wat wil je weten over erectieproblemen?

Wat wil je weten over de postzegeltest?

Welke zijn de voornaamste prostaatklachten?

Shoppingtips