Wat is de geschiedenis van de psychologie
"Een korte geschiedenis van empirisme en rationalisme, van Descartes tot Watson"
Centraal in de geschiedenis van de psychologie staat de vraag “Wat is het fundament of de oorsprong van onze kennis?”. Deze vraag is eigenlijk ook de kern van het welbekende nature-nurture probleem. En hier begint ook de filosofische tegenstelling tussen het empirisme en het rationalisme. Waar de empiristen menen dat alle kennis op de een of andere manier op de ervaring steunt, zijn de rationalisten van mening dat kennis berust op het verstand.
Empiristen en rationalisten
De empiristen, met als belangrijkste namen Locke, Berkeley en Hume, legden er de nadruk op dat het begin van de vorming van onze kennis (en dus onze bewustzijns-inhoud) plaatsvindt in het zintuiglijk contact met de buitenwereld. René Descartes (1596-1650) wordt ook wel de grondlegger van de moderne filosofie genoemd. Hij is een van de belangrijkste rationalisten. Descartes ging niet zo ver als mede-rationalist Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716), die beweerde dat àlle kennis in het verstand opgesloten ligt. Descartes was van mening dat een kleine hoeveelheid basiskennis, die niet uit de ervaring kwam, maar die voor iedereen intuïtief was, aangeboren zou zijn.
Empirist John Locke (1632-1704) bestreed dit. Aanhangers van de leer van aangeboren ideeën verdedigden hun opvattingen door te verwijzen naar algemeen aanvaarde principes. Locke beweerde dat zulke principes niet bestaan. En als ze zouden bestaan, meende hij, zou dat nog niet betekenen dat ze ook aangeboren zijn. Hij verwijst hierbij ook naar kinderen en ‘onnozelen’. Het feit dat zij geen weet hebben van logische regels bewijst volgens hem dat kennis niet aangeboren is. Tegen rationalisten die beweerden dat er geen letterlijke kennis werd aangeboren, maar eerder een soort aangeboren vermogens om waarheden te kunnen ontdekken, bracht Locke in dat op die manier tal van waarheden aangeboren zouden kunnen zijn. En, zo meende hij, op die manier wordt de theorie van aangeboren ideeën overbodig, er wordt dan niets mee verklaard.
De empiristen en hun associatiepsychologie waren van mening dat onze kennisvorming voortkomt uit onze zintuiglijke ervaringen. Volgens Locke is de menselijke geest bij geboorte een tabula rasa, een ‘onbeschreven blad’. Door de ervaring wordt dit blad gevuld met verstands- en kennismateriaal. Locke is van mening dat we deze ervaring opdoen, ofwel met onze zintuigen, of met ons ‘innerlijk zintuig’ als we de interne werking van onze geest waarnemen. Locke noemt dit respectievelijk gewaarwordingen en overdenkingen. Het bruikbare verstandsmateriaal zijn de ideeën, de voorstellingen. Verder maakt Locke een onderscheid tussen enkelvoudige ideeën en samengestelde ideeën. Waar Locke echter ervan uitgaat dat de werkelijkheid zoals wij die ervaren bestaat, is zijn collega empirist David Hume (1711-1776) sceptischer. Het enige waar wij zeker van zijn, zegt Hume, is dat we indrukken ontvangen. Volgens Hume zijn we dus niet in de positie om een materiële, of een geestelijke substantie aan te nemen. Hume accepteert het empirische uitgangspunt wel: onze voorstellingen komen voort uit onze zintuiglijke waarnemingen.
Behaviorisme, het voorspellen en beheersen van gedrag
Vanuit het empirisme maken we een stap naar het behaviorisme van John Watson(1878-1958). Alhoewel deze stap zo‘n honderd jaar beslaat, is de empirische inslag in het behaviorisme duidelijk aanwezig. Het behaviorisme focust op gedrag en heeft als doel gedrag te beheersen en te voorspellen. De behavioristen wilden hiertoe zichtbaar gedrag bestuderen en zo tot een objectieve psychologie komen. De empirische inslag blijkt vooral uit het feit dat behavioristen uitgingen van een organisme dat passief omgevingsfactoren opvangt en daar vervolgens op reageert. Waar de empiristen het hadden over gewaarwordingen en de associatie van voorstellingen (ideeën), worden volgens het behaviorisme de associaties gevormd tussen de aanwezige elementen, stimulus en respons.
Het nature-nurture vraagstuk
Vanuit deze beknopte geschiedenis van empirisme en rationalisme komen we weer terug bij het nature-nurture vraagstuk. Nog steeds is het een actueel en veelbesproken onderwerp. Duidelijk is dat empiristen en rationalisten kritiek hadden op elkaars filosofie. Het rationalisme van Descartes had vooral problemen met de gebruikte methode van introspectie, waardoor geen objectieve wetenschap te beoefenen viel. Ook werd hem verweten dat zijn welbekende twijfelexperiment leidt tot een cirkelredenering. Het empirisme daarentegen benaderde het bewustzijn zowel methodisch als natuurwetenschappelijk. Wel was er kritiek op de vage omschrijving van Locke’s innerlijk zintuig en de daarbijbehorende overdenkingen. Ook op andere punten zijn de empiristen niet duidelijk. Er wordt bijvoorbeeld geen antwoord gegeven op de vraag wat gewaarwordingen nu precies zijn. Zijn ze organisch of psychisch en zijn het dingen of processen?
Geen antwoord?
Duidelijk is in ieder geval dat er geen voldoende bevredigend antwoord is. Ook nu nog wordt er volop gewerkt aan het nature-nurture probleem. Wellicht zullen wij ook nooit een voldoende bevredigend antwoord vinden. Er kan ons echter niet verweten worden, dat er niet genoeg over gefilosofeerd is. Als deze zeer beknopt geschiedenis ons iets leert, dan is het dat wel.