Wat is Intramusculair injecteren
Inleiding
Intramusculair is een anatomische beschrijving van een locatie, namelijk in een spier. Intramusculair injecteren is een voorbehouden handeling. Voorbehouden handelingen zijn medische handelingen die onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid van een patiënt met zich meebrengen als ze door een ondeskundige worden uitgevoerd. In dit artikel staat alles wat je moet weten om intramusculair te injecteren.
Toepassing
Injecties kunnen intramusculair worden toegediend (andere vormen zijn bijvoorbeeld intracutaan (in de huid), subcutaan (onderhuids) en intraveneus (in een ader). Door middel van een intramusculaire injectie wordt een lichaamsvreemde stof, met behulp van een holle naald in de spier gespoten. Sommige geneesmiddelen en de meeste vaccins kunnen goed intramusculair worden toegediend. Omdat spierweefsel goed doorbloed is, wordt het middel als het oplosbaar is meestal snel opgenomen, maar minder snel dan bij intraveneuze toediening. Een ander voordeel is dat deze methode geschikt is voor vloeistoffen die bij toepassing van een subcutane injectie irritatie of zelfs necrose van het onderhuis bindweefsel zouden kunnen veroorzaken. Bij intramusculair injecteren zal dus snel de gewenste bloedspiegel bereikt worden. Een nadeel kan zijn dat de bereikte bloedspiegel ook snel weer kan dalen.
Bij het injecteren is het van belang om de verschillende insteekplaatsen van een injectie te kennen en de technieken te beheersen om verschillende vormen van injecties, subcutaan (s.c) en intra musculair (i.m.) op de juiste wijze uit te voeren. Iedere zorgvrager staat anders tegen het krijgen van een injectie. Het is voor u als beroepsbeoefenaar belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan en rekening te houden met de gevoelens en ervaringen die een zorgvrager hierbij kan hebben.
Bij intramusculair injecteren ga je met de injectienaald door verschillende lagen heen voordat je de spier bereikt; nl de opperhuid, de lederhuid, het onderhuisbindweefsel en daarna de spier.
Prikplaatsen
Verschillende lichaamsdelen zijn geschikt om een intramusculaire injectie toe te dienen. De plaats die je kiest is afhankelijk van een aantal factoren, te weten:
- de lichaamslengte van een zorgvrager
- de hoeveelheid aanwezig spierweefsel geschikt voor injectie
- de nabijheid van grote bloedvaten en zenuwen
- de conditie van de huid
- de eigenschappen van het medicament dat ingespoten moet worden in het te injecteren gebied.
De injectieplaats moet ‘anatomisch’ veilig zijn. Dit houdt in dat de zorgverlener een plaats moet kiezen waar de kans om grote bloedvaten en zenuwbanen te beschadigen het kleinst is. De plaatselijke weefsels moeten gezond en niet ontstoken of beschadigd zijn (bijvoorbeeld nooit injecteren in littekenweefsel of in een hematoom) Een bekend gevaar bij intramusculair injecteren is het raken en beschadigen van een zenuw, met pijn en soms zelfs uitvalsverschijnselen als gevolg. Vooral in de grote bilspier injecteren geeft risico’s omdat er veel zenuw vertakkingen zitten.
Algemene punten waar rekening mee gehouden dient te worden
- Alleen in opdracht van een arts uitvoeren
- Er dient altijd een bijsluiter of een recept aanwezig te zijn
- De injectie wordt pas gereed gemaakt vlak voor toediening
- Het wordt afgeraden om grote hoeveelheden vloeistof op één plaats te injecteren (dit is namelijk pijnlijk)
- Er wordt gewoonlijk niet meer dan 5 ml. per injectie geïnjecteerd
Geschikte injectieplaatsen
Bilspier
De plaats waar de i.m. injectie in de bil moet worden gegeven zal op de volgende wijze bepaald worden bij een zorgvrager die op zijn zij ligt: Bepaal waar de heupronding zit ter hoogte van de darmbeenkam. Bepaal waar u halverwege de heupronding zit. Bepaal de afstand tussen de heupronding en de helft van de bil. 1/3 Vanaf de heupronding injecteren. Men noemt deze injectieplaats het bovenste buitenste bilkwadrant.
De dijspier
In het laterale gedeelte van het dijbeen lopen geen zenuwbanen en bloedvaten en de spiermassa is vrij groot. De grote dijspier loopt over de gehele lengte van het bovenbeen. De intramusculaire injectie kan gegeven worden van 10 cm boven de knie tot 10 cm onder het heupgewricht.
De bovenarmspier
De deltaspeir in de bovenarm is geschikt om kleine hoeveelheden vloeistof intramusculair te injecteren wanneer een voldoende spiermassa aanwezig is. De deltaspier loopt twee tot drie vingerbreedtes onder de schoudertop aan de buitenzijde van de bovenarm.
Spuittechniek
Bij intramusculair injecteren kunt u de huid strak trekken of een plooi maken. Na het inbrengen van de naald controleer je of je geen bloedvat hebt geraakt. Dit doe je dmv de zuiger iets terug te trekken. Indien er bloed zichtbaar wordt in de spuit zal de naald iets teruggetrokken moeten worden en het medicijn alsnog worden geïnjecteerd. De vloeistof altijd langzaam inspuiten. Wanneer het bot geraakt wordt de naald terughalen en een nieuwe injectie klaarmaken.
Bij het geven van ijzer injecties is er een belangrijk observatiepunt:
Als er een druppel aan de naald zit voordat de ijzer vloeistof geïnjecteerd wordt mag de injectie niet worden gegeven. De druppel welke in contact is geweest met de naald en de buitenlucht kan necrose teweeg brengen.
Injecteer nooit in:
- in de buurt van grote bloedvaten
- littekenweefsel
- plaatsen die ontstoken of pijnlijk zijn.
- verlamde ledematen
- ledematen met trombose of oedeem.
- plaatsen met rode of blauwe verkleuringen.
- een geopereerd of te opereren gebied
- een hematoom
- plaatsen die hard aanvoelen
- een arm of been met een infuus of shunt
- in arm of been waarvan lymfklieren verwijderd zijn
Mogelijke complicaties
Het belangrijkste nadeel van het injecteren is het inbrengen van een naald door de huid waarbij een belangrijk afweerorgaan van het lichaam tegen infecties wordt aangetast. De zorgverlener dient dan ook op A septische wijze te werken. Bij zowel i.m. als s.c. injecteren kunnen er steriele ontstekingen en bindweefselvorming ontstaan als er vaak op dezelfde plek geïnjecteerd wordt. Bij het i.m. injecteren kan er beschadiging optreden van een zenuw of botweefsel met als gevolgen dat er pijn, gevoelloosheid en/ of uitvalsverschijnselen kunnen optreden. Een andere complicatie kan zijn dat men het bloedvat aanprikt waardoor er te snelle resorptie van de medicatie is en er een hematoom kan ontstaan. Ook dient de zorgverlener altijd alert te zijn op een allergische reactie op het geneesmiddel bij de zorgvrager.
Conclusie
Van een verkeerd toegediend en/of een niet gegeven injectie dient melding te worden gemaakt volgens organisatieprocedure. Informeer in deze gevallen altijd een een arts. LETOP: Intramusculair injecteren is een voorbehouden handeling. Voorbehouden handelingen zijn medische handelingen die onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid van een patiënt met zich meebrengen als ze door een ondeskundige worden uitgevoerd.
Meer informatie over de gezondheidzorg
Hieronder vind je meer inhoudelijke informatie over de wet BIG en WGBO:
De Wet op Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)
De wet BIG (De Wet op Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg)
Voorbehouden en risicovolle handelingen in de gezondheidszorg (BIG)
Bevoegd en bekwaamheid voor voorbehouden handelingen in de gezondheidszorg
Hieronder vind je artikelen over verpleegkundige en sondevoeding:
Verpleegtechnische vaardigheid sondevoeding toedienen
Medicatie toedienen bij zorgvragers met sondevoeding
Mogelijke complicaties bij het geven van sondevoeding
Hieronder vind je artikelen over verpleegkundige en injecteren: