Verpleegtechnische vaardigheid hypodermoclyse inbrengen
Inleiding
Bij een hypodermoclyse wordt via het onderhuidse (subcutane) weefsel van (een of) beide bovenbenen vocht toegediend. Hieronder de uitleg die nuttig kan zijn voor zorgverleners alsmede zorgvragers (of familie van zorgvragers die meer achtergrond informatie wensen over deze handeling).
Zoals hierboven genoemd wordt er bij een hypodermoclyse vocht toegediend via het subcutane weefsel. Dit vocht betreft fysiologisch zout en/of glucose. Hypodermoclyse volgens moderne methodiek is een cliëntvriendelijke, eenvoudige, doelmatige en veilige methode om in de geriatrie of in de palliatieve fase een (dreigende) lichte tot matige dehydratie te behandelen of om de symptomen van een dehydratie te bestrijden.
Hypodermoclyse inbrengen
Redenen tot besluit een hypodermoclyse te zetten (indicatie):
Een hypodermoclyse wordt toegediend bij:
- dreigend vochttekort door koorts, braken of diarree als een zorgvrager niet zelf voldoende vocht kan innemen.
- optimalisering van de lichamelijke conditie van de cliënt
- behandeling van symptomen die ontstaan ten gevolge van vochttekort of gestoorde elektrolytenbalans zoals bij acute verwardheid (delier), sufheid, algehele zwakte
- als intraveneuze (via een infuus) toediening niet wenselijk of mogelijk is.
Hypodermoclyse is niet geschikt voor het behandelen van (contra-indicaties):
- acute problemen
- stollingsstoornissen
- oedemen
- ernstig hartfalen
- nierinsufficientie
Een hypodermoclyse wordt bij voorkeur gegeven met behulp van een dunne kunstof (infuus) canule Deze heeft de voorkeur boven een metalen naald omdat:
- een kunstof canule comfortabeler is bij beweging. Het onderhuids meebewegen van de naald/ canule is bij een kunstof canule minder pijnlijk
- de kans op infiltratie bij kunstof canules geringer is dan bij metalen naalden
- een kunstof canule langer kan blijven zitten.
Bij hypodermoclyse worden canules van 20-24 g gebruikt. Bij dunnere canules kan de doorgankelijkheid verminderen door ophopen van bloedstollingseiwit (fibrine), eiwit of bloed.
Naalden die worden gebruikt voor intramusculaire of subcutane injecties hebben om bovengenoemde reden niet de voorkeur maar kunnen in acute situaties waarin kunstof canules niet aanwezig zijn weleens gebruikt worden.
Vroeger gebruikte men metalen naalden. Deze naalden hadden ook gaatjes aan de zijkant. Toentertijd werd een hypodermoclyse 'lopend' ingebracht omdat de vloeistof als een soort smeermiddel fungeerde bij het inbrengen van de naald in de huid. Bij gebruik van dunne kunstof infuus canules en ook bij metalen intramusculaire injectienaalden is lopend inbrengen niet meer aan de orde. Ze zijn makkelijk in het subcutane (onderhuidse) weefsel op te voeren en behoeven geen 'smeermiddel'.
Toediening hypodermoclyse in de thuissituatie heeft het toedienen van vocht met behulp van een hypodermoclyse minder praktische en logistieke bezwaren dan de intraveneuze toediening.
Toedieningsplaats
Een hypodermoclyse wordt bij voorkeur in de bovenbenen toegediend. De beste plaats om de canule te zetten is ongeveer 15 cm boven de knie (afhankelijk van de lengte van het been). Soms wordt het in de streek rond de navel geplaatst.
Toediening
De kunststof infuus canules worden subcutaan ingebracht (in één of in twee benen elk een canule). Het vocht wordt toegediend met behulp van een dubbelloops infuusslang (bij twee benen) of een enkelloops (bij één been) die aan een infuuspaal wordt gehangen. Voor het comfort van de cliënt wordt de infuusvloeistof voor toediening op kamertemperatuur gebracht. Bij voorkeur wordt een hypodermoclyse 's nachts toegediend tenzij de cliënt dan onrustig is.
Hoeveelheid vocht
De hoeveelheid vocht dat toegediend kan worden subcutaan (via een hypodermoclyse): 0, 9% NACL 500- 1500 ml/ 24 uur Per infusieplaats 0, 5 liter tot 1 liter, waarbij een totale hoeveelheid van meer dan 1 liter dus over twe3 locaties verdeeld wordt (bv beide bovenbenen) Als maximum word twee liter aangehouden waarbij aangetekend dient te worden dat voor palliatieve toepassingen zelden meer dan 1 liter gegeven hoeft te worden; grotere hoeveelheden kunnen in de palliatieve fase zelfs tot meer problemen aanleiding geven.
Infuussnelheid
De infusiesnelheid is enigszins afhankelijk van de subcutane resorptie en dient afgestemd te worden op de individuele cliënt. Meestal wordt 100- 200 ml/ uur toegediend; als maximum geldt 250 ml/ uur.
Complicaties
Hypodermoclyse leidt zelden tot complicaties van betekenis. Het veroorzaakt bijna nooit pijnklachten. Indien een grote hoeveelheid vloeistof in korte tijd wordt toegediend kan dit leiden tot oedeemvorming of het wit worden van de huid. Ook kan een hematoom, een lokale infectie of blauwe plek ontstaan.
Aandachtspunten hij het inbrengen:
- De handeling kan wel door de cliënt als pijnlijk worden ervaren
- Een hypodermoclyse wordt aan beide benen toegediend. Hierdoor is de cliënt beperkt in de bewegingsvrijheid.
- De beste plaats is ongeveer 15cm boven de knie
- Er wordt niet geïnjecteerd in littekenweefsel, rode/ blauwe verkleuringen of ontstoken plaatsen.
- Het in korte tijd toedien en van te grote hoeveelheden vocht kan oedeem veroorzaken.
- De inlooptijd van de vloeistof is afhankelijk van de voorgeschreven druppelsnelheid
- Een kunstof canule kan langer blijven zitten (3 tot 4 dagen). Verwijder de canule als de punctieplaats erg pijnlijk wordt of rood/ ontstoken raakt (lichte niet pijnlijke roodheid is niet erg)
Conclusie
Het toedienen van vocht met een hypodermoclyse wordt dus nog steeds toegepast, met name in verpleeghuizen en palliatieve zorg. Er zijn critici die het een barbaarse manier van vocht toedienen vinden, met name door de lange naalden die vroeger werden gebruikt. Tegenwoordig is het een stuk gebruiksvriendelijker door de kunstof canules die worden gebruikt. Het toedienen van vocht op deze manier blijft dus een goed alternatief wanneer intraveneuze toediening a(via infuus) niet wenselijkheid of mogelijk is om dehydratie te voorkomen of te bestrijden.
Hypodermoclyse inbrengen is een voorbehouden handeling volgens de wet BIG. De handeling wordt uitgevoerd in opdracht van een arts. De zorgverlener die de opdracht aanneemt dient bevoegd en bekwaam te zijn om de handeling te mogen uitvoeren.