Waarom groeit haar op bepaalde plekken maar tot een bepaalde lengte
Inleiding
Dit is echt een schitterende vraag om te stellen. Goed bezien is hij vanuit ons standpunt van leven volkomen onbelangrijk. Hoelang of kort ons haar op bepaalde plekken is doet namelijk niets af aan ons leven. We worden ook geen “betere” mensen van de kennis van deze vraag. Je kunt je dus afvragen of het belangrijk is om te weten waarom ons lichaamshaar niet overal even lang wordt. Aan de andere kant is dit wel een zeer wetenschappelijke vraag. Daarbij kun je nooit weten of het toch een belangrijke vraag is.
Haargroei
Om te beginnen is er in ieder geval het feit dat we nooit met zekerheid zullen kunnen zeggen waarom haar op bepaalde plaatsen niet langer wordt. We waren er namelijk niet bij toen het haar zich zo ging gedragen. We kunnen dus alleen maar speculeren. Dat wordt in de wetenschappen van de biologie en de archeologie dan ook naar hartelust gedaan.
Zo is er een theorie die stelt dat de mens zijn lichaamshaar is kwijtgeraakt omdat we rechtop zijn gaan lopen in een gebied dat een gemiddelde jaar temperatuur van rond de dertig graden had. Onze voorouders komen tenslotte uit het bos en hadden haar, maar gingen op de steppe van zuidelijk Afrika leven en leerden rechtop lopen. Door dit rechtop lopen werden we minder blootgesteld aan de zon en hadden we dus geen haar meer nodig om ons te beschermen tegen UV-straling. Dat zou meteen verklaren waarom het haar op ons hoofd wel blijft groeien en lang wordt. Verder heeft een kale huid het voordeel dat je kunt zweten en door het verdampende zweet kunt afkoelen. Als je haar had dan zou dat haar het zweet isoleren van wind en het temperatuur verschil tussen ons lichaam en zijn omgeving en zou het zweet niet verdampen en ons lichaam niet afkoelen.
Een tekortkoming aan deze theorie is dat ze niet verklaart waarom grotere dieren dan mensen niet zweten. Of waarom roodfieren als katten en honden een ander koelmechanisme hebben ontwikkeld dan mensen. We weten namelijk van de natuur dat ze geen overbodige handelingen uitvoert. De natuur probeert vaak met hetzelfde middel meerdere oplossingen te realiseren. Zo hebben wij mensen nagels, die plat zijn. Terwijl paarden op hun tenen en nagels lopen.
Evolutietheorie
De beste verklaring voor het verliezen van ons haar en verschillende lengtes is waarschijnlijk te vinden in de evolutietheorie die door Charles Darwin werd opgesteld in de negentiende eeuw.
Uitgaande van het idee dat alleen de best aangepaste levensvorm een bepaalde omgeving overleeft, stelt deze theorie dat planten en dieren zich voortdurend aanpassen aan hun omgeving. Dat betekent dus dat er een wisselwerking is tussen wezens en hun omgeving. Dit begrip omgeving is overigens breder dan alleen maar de fysieke omgeving. Ook bijvoorbeeld gedrag van andere dieren of van de leden in je groep zijn van invloed. Zo hebben mannen waarschijnlijk nog steeds baardgroei, omdat ze daarmee misschien hun firiliteit naar vrouwen toe kunnen tonen.
Wisselwerking
De wisselwerking tussen mens en omgeving heeft er misschien als volgt uitgezien.
- Doordat er minder voeding te vinden was in de bomen waarin onze voorouders leefden gingen ze op de grond leven waar meer voedsel te vinden was. Dit gedrag zie je tegenwoordig bijvoorbeeld nog steeds bij chimpansees. Die leven voor een deel op de grond, maar slapen in de bomen.
- Op de vloer van het bos levend konden ze af en toe ook buiten het bos terechtkomen, bijvoorbeeld als een prooidier buiten de bosrand vluchte. Of ze kwamen aan de rand van het bos op het zoektocht naar eten en zagen dat ze daar veel verder konden zien. Een opportunistische voorouder kan dan besloten hebben met zijn troep die bosrand te gaan verkennen. Omdat ze waarschijnlijk de enigen waren die dat deden hadden ze meer voedsel en konden dus makkelijker overleven.
- Hoe kom je echter van op vier ledematen kruipen op twee benen lopen, zeker als je je eten altijd op de grond hebt gezocht? Een mogelijkheid is dat ze af en toe op hun achterste benen gingen staan om bij hoger hangend voedsel te komen. Dat zie je bijvoorbeeld bij de okapi, die wil nog wel eens tegen een boom gaan staan met zijn voorpoten om zo bij de laagst hangende bladeren te komen. Aangezien onze voorouders afstamden van boombewoners, vonden ze dat helemaal niet ongewoon. Maar dat leidde misschien wel tot de situatie dat ze ontdekten dat ze verder konden zien. Ze konden niet alleen voedsel sneller vinden, maar ook eerder roofdieren zien. Dat ze al goede ogen hadden was een gevolg van het feit dat ze dat nodig hadden in de bomen en omdat ze voorouders hadden die prooidieren waren. De voorouders met betere ogen overleefden langer en gaven dus hun genen voor goede ogen door aan hun nageslacht. Daarnaast zorgden goede ogen ervoor dat je beter kon vluchten voor roofdieren, omdat je bijvoorbeeld nauwkeurig kon zien hoe je zonder ernstige fouten van boomtak naar boomtak kon springen of slingeren.
- Toen onze voorouders rechtop begonnen te lopen en dus verder konden kijken, hadden ze ook de mogelijkheid om de steppe die achter de bosrand lag te gaan verkennen. Op de steppe was echter geen schaduw, dus een dikke vachthaar kostte veel energie om jezelf koel te houden. In generatie na generatie zal het haar van onze voorouders dus steeds korter en dunner zijn geworden, omdat ze er alleen maar nadeel van ondervonden in hun nieuwe leefgebied. Bij het lopen door het gras op de steppe kwam er natuurlijk van alles en nog wat vast te zitten in hun haar, dat bedoeld was om hun huid te beschermen tegen het zware leven in de bomen. De rommel in hun haar bevatte waarschijnlijk veel meer ongedierte dan wat ze tegen waren gekomen in het bos. Waarbij er natuurlijk haren uitgetrokken werden tijdens het schoonmaken. Maar voorouders die zich goed schoonhielden hadden waarschijnlijk meer kans om zich voort te planten, omdat ze minder ziek werden door beten van ongedierte. Maar ze konden misschien ook wel sneller en beter jagen omdat ze minder haren hadden en daardoor ook beter gekoeld werden. Dat had weer tot gevolg dat ze makkelijker partners kregen, omdat ze meer voedsel meebrachten.
- Nu is het natuurlijk niet duidelijk hoe ons lichaam de informatie van minder haar doorgeeft aan onze genen. Vele jaren is er gedacht dat onze genen puur en alleen door mutatie veranderden. Maar de laatste jaren komt er meer informatie beschikbaar dat er niet alleen een leerproces gaande is in ons brein, maar ook in onze genen door de invloed van de omgeving.
- Op een bepaald moment is het lichaam van onze ouders uit zichzelf begonnen met het minder haar laten groeien op bepaalde plaatsen. Misschien wel in reactie op het uittrekken van haar of in reactie op de chemische stoffen die ongedierte gebruikten bij het voeden. Misschien wel omdat een voorouder een mutatie in genen die de haargroei regelen kreeg waardoor hij lichamelijk kaal werd en daardoor succesvoller was als jager dan behaarde jagers. De reden waarom zullen we echter nooit weten.
Conclusie
Uiteindelijk blijft het antwoord op de vraag:
Waarom groeit haar op bepaalde plekken maar tot een bepaalde lengte?dus altijd speculatie. Het enige wat we zeker kunnen zeggen is dat het een gevolg is van de genetische informatie die de cellen bevatten die zorgen voor de groei van die haren. Hoe die informatie in die cellen is ontstaan is onbekend. Was het mutatie of wisselwerking tussen genen en omgeving of is er een derde geheime kracht actief die we nog niet ontdekt hebben.