Snel lezen in detail

Wat is snel lezen?

Snel lezen=efficiënt lezen en het via sleutel en signaal woorden zoeken naar en vinden van de kern van de tekst. Sleutel en signaal woorden zijn woorden die voor een goed begrip van de inhoud essentieel zijn. Tip: lees vooral niet de hele tekst!

Waarom snel lezen?

  • Grote stukken tekst snel doornemen.
  • De belangrijkste informatie hiervan onthouden of oproepen.

Leesdoelen bepalen d.m.w. 2 categoriëen leesdoelen

  1. Antwoord(en) vinden op een gerichte vraag of op meerdere vragen.
  2. De belangrijkste informatie uit een tekst halen.

Hoe snel lezen?

  • Bepaal bij het oriënterend lezen of er een duidelijke structuur

van de tekst is. Als deze al duidelijk is, versterk deze dan bijvoorbeeld met eigen aantekeningen. Wanneer de structuur onduidelijk of onjuist is, breng deze dan zelf aan. Maak bijvoorbeeld 'tussenkopjes', noteer belangrijke woorden in de marge van de tekst of markeer bijvoorbeeld de tekst gericht op het leesdoel. Maak hierbij evengoed aantekeningen, zodat later in één oogopslag zichtbaar wordt om welke pagina het gaat. Wanneer de structuur uit het hoofd wordt geleerd, kunnen hierdoor later weer verbanden worden gelegd en informatie in het geheugen worden terug gevonden.

  • Schrijf kernwoorden en belangrijke tekst

op voorzien van paginanummers. De aantekeningen zijn later de bron voor desbetreffende informatie.

  • Combineer of associeer*

eigen of bestaande kennis en ervaring met nieuwe informatie, waardoor feiten eerder worden onthouden.

  • Gebruik verbanden*

van de schrijver of verzin ze zelf en schrijf ze op. Leren (uit het hoofd) vindt zijn basis in de herhaling. Vaker leren is (ook op de lange termijn) doeltreffender, dan aan 1 stuk alles willen onthouden. STRUCTUUR EN VERBANDEN (AANBRENGEN) BLIJKEN DOELTREFFENDE HULPMIDDELEN.

Beginnen met de macrostructuur voor een 1e indruk:

  1. Maak gebruik van de inhoudsopgave voor de tekstindeling in structuurduiders als hoofdstukken, paragrafen en alinea’s. Zonder inhoudsopgave kunnen de 'tussenkopjes' een hulpmiddel zijn.
  2. Het voorwoord of de inleiding geven ook structuur.
  3. Onderzoek wat het doel van de tekst is, en om welke soort tekst

het gaat.

  1. Gebruik afbeeldingen, figuren, tekstkaders en grafieken als richtlijn.
  2. De eerste en laatste zinnen van ieder hoofdstuk zijn een weergave van de schrijfstijl.

Vervolgen met de microstructuur:

Dit is de tekst opbouw in woorden en zinnen, traceerbaar via sleutel of signaal woorden.

  1. Deze woorden geven een indicatie, welke zinnen bij elkaar horen en welke zinnen de kern van een alinea vormen.
  2. In de eerste of laatste zin van een alinea staat meestal de kern van de tekst.
  3. Maak aantekeningen tijdens het oriënterend lezen.
  4. Lees de volledige tekst, wanneer een gedeelte hiervan niet duidelijk is.
  5. De opmaak van de tekst is een richtlijn of er iets belangrijks staat.

Bepaal een voor jou logische samenvatting, deze wordt vaak beter onthouden. In iedere tekst staan woorden, die voor een goed begrip van de inhoud van de tekst essentieel zijn. Bij het snel lezen is het doeltreffend als de focus ergens kan blijven rusten. Zonder echt te lezen, glijdt de blik over de tekst. Een sleutelwoord houdt automatisch de aandacht vast, omdat dit een belangrijk en bekend woord is. Wanneer vervolgens de omgeving ervan wordt onderzocht, komen ook andere signaal woorden tevoorschijn. Markering ervan is nuttig.

Snel lezen en..oriënterend lezen

Dit wordt ook wel globaal of zoekend lezen genoemd. Het gaat om beeldvorming en een 1e kennismaking met de tekst. Er wordt een indruk gevormd en (een eigen) structuur gevonden of aangebracht.

Skimmend lezen

Dit betekent dat alle overbodige woorden, informatie en stukken tekst worden geskipt. Alleen de (kern) woorden, die voor een goed begrip van de zin essentieel zijn, worden gelezen. Deze hebben een relatie met het onderwerp. Teruglezen kan altijd nog. Als het echt om relevante tekst gaat, wordt dit vanzelf duidelijk.

=Diagonaal lezen of scannen

Zonder te lezen wordt naar de tekst gekeken. Wanneer er een leesdoel is, valt de relevante tekst vanzelf op.

Zakelijke teksten

Deze worden vooral met (een of meerdere) doelstellingen gelezen. Hoe duidelijker deze zijn, hoe sneller de informatie wordt gevonden. Iedere tekst heeft een structuur, meestal passend bij het doel van de tekst. Wanneer bekend is om welke soort tekst het gaat, wordt het snel lezen eenvoudiger. De hersens vergelijken de informatie met het leesdoel.

Onderscheiden van soorten tekst

  • Persuasieve tekst, zoals in een verkoopbrief of advertentie.

Het doel van de schrijver is om de lezer te overtuigen van zijn mening of standpunt, om hem over te halen deze te (gaan) delen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door subjectiviteit van de schrijver.

  • Opiniërende tekst, zoals een column of een recensie.

De mening van de schrijver blijkt uit de tekst, hij probeert de lezer hiervan niet te overtuigen. De lezer bepaald zelf of het standpunt wel of niet wordt gedeeld.

  • Informatieve tekst, zoals in een encyclopedie of nieuwsbrief.

Hierin staan vooral feiten, zoals wie, wat, wanneer, waar en hoe? Een onderwerp wordt dan helemaal doorgelicht, zonder dat de auteur een standpunt inneemt.

  • Amuserende tekst, zoals een roman of een kort verhaal.

Dit is een verhaal zonder zakelijke informatie, meestal gelezen avec plaisier!