Opleidingsprobleem drie
Inleiding
Drie opleidingsproblemen
Opleiden en onderwijs is gewoon een complexe menselijke activiteit . Het gevolg is dat we nooit het maximale uit het onderwijs zullen halen dat we er uit willen halen. We willen graag dat iedere deelnemer zijn maximale mogelijkheden realiseert in de kortst mogelijke tijd. Zodat hij een nutttige en gelukkige deelnemer aan de maatschappij kan worden. Maar het lukt ons niet om iedere deelnemer van dienst te zijn. We blijken vooral de grote middenmoot te bedienen, maar daarbij gaat het vaak mis. Zo is het onderwijsrendement in veel onderdelen van het onderwijs niet veel meer waard dan een zesje of net een zeven. Overigens is dat een absolute beoordeling van het onderwijsrendement. Want het lukt ons wel om mensen tot conformisten te vormen in plaats van hun creativiteit te activeren en versterken. Het is ons ook gelukt om grote groepen mensen snel te onderwijzen in een bepaald onderwerp, maar toch blijken ze de aansluiting te missen met de arbeidsmarkt.
Voor een deel zit de oorzaak voor deze problemen in de complexiteit van het systeem en de hiërarchische structuur. Maar het zit ook in zoiets simpels als relatief in plaats van absoluut beoordelen.
Relatief versus absoluut
Om met succes het onderwijs of een opleiding te kunnen doorlopen worden deelnemers beoordeeld op hun reproductieve vaardigheden. Daarvoor krijgen ze een cijfer. Dat cijfers is echter niet absoluut: U heeft tien van de vijftien vragen goed, u heeft een 7-
In plaats daarvan leren we deelnemers dat alles relatief is ten opzichte van anderen. Heeft de totale groep maar gemiddeld tien van de vijftien vragen goed, dan zijn er waarschijnlijk een paar vragen niet goed. Iedereen die tien vragen goed heeft krijgt een 6. Terwijl de mensen die alle vijftien goed hebben een 10 krijgen. Dit is natuurlijk niet leuk voor de mensen die tien vragen goed hebben. Maar voor hetzelfde geld heeft de groep gemiddeld maar 5 vragen goed. Heb je nu tien vragen goed, dan heb je plots een 8. Tja, dan kun je maar beter hopen dat de groep gemiddeld vooral weinig vragen goed heeft. Overigens is dit één van de vele manieren om cijfers relatief te berekenen, je kunt ook met de modus of mediaan werken.
mediaan: de middelste waarde.
Van 15 deelnemers is de achtste de middelste, heeft die zeven vragen goed, dan wordt dat de 6. Iedereen met zeven vragen goed krijgt ook een 6 en iedereen er boven heeft dus ook een voldoende.
modus: de meest voorkomende waarde.
Als van de 15 deelnemers aan een toets er 4 acht vragen goed hebben, dan wordt dat de 6. De mensen met meer dan acht vragen goed hebben allemaal een voldoende, de overige een onvoldoende.
Het gevolg van relativiteit in cijfers is echter dat deelnemers niet naar zichzelf kijken, maar naar de groep. Hoe doe ik het ten opzichte van de groep wordt nu hun vraag. Niet “Hoe doe ik het ten opzichte van mezelf?” wat eigenlijk de vraag van iedere deelnemer zou moeten zijn. Want alleen met die vraag kun je beter worden dan je was.
Logica
Nu zit er wel een logica achter die relatieve waardering. Onderwijs blijft nu eenmaal mensenwerk. Dus de opsteller van de vragen kan een fout gemaakt hebben. Bijvoorbeeld vragen gebruiken over een deel van de tekst dat nog niet geleerd hoefde te worden. Of een onduidelijke vraag opstellen die door verschillende mensen verschillend uitgelegd of begrepen kan worden. Ook de deelnemers blijven tenslotte mensen en moeten de vragen interpreteren. Daarbij wil je niet van tevoren al gaan vertellen welke vragen je stelt, want je wilt wel eerlijk kunnen vaststellen of mensen hebben gestudeerd. Dat wil je niet verpesten door van tevoren teveel inzicht te geven in de vragen.
Het is dus wel logisch om relatief te cijferen. Want dat is de meest eerlijke manier tegenover de maker van de toets en de deelnemers. Hoewel er zijn ook organisaties die gewoon absoluut rekenen. Zo moet je bij medische opleidingen gewoon absolute voldoendes halen voor een vak als medicijnen verdelen. Zou ook niet goed zijn als je een verpleegster leerde dat je ongeveer goed moet zitten met de medicijnen die je uitdeelt.
Probleem
Ondanks de logica van relatief beoordelen ten opzichte van de groep, blijf je zitten met een probleem. Je leert de groep deelnemers namelijk dat het niet om hun prestatie gaat, maar de prestatie van de groep. Je vertelt de deelnemers eigenlijk met iedere toets dat hun individuele prestatie niet van belang is. Aan de andere kant vertel je met een absolute beoordeling aan iedere deelnemer dat het niet gaat om hem, maar om zijn reproductieve vaardigheid. Iemand met een goed reproductief geheugen (Sherlock Holmes) is dus altijd in het voordeel, terwijl iemand met een gewoon creatief geheugen nooit een tien zal kunnen halen.
Oplossing
In zekere zin ben je dus opzoek naar een beoordelingssysteem dat recht doet aan het feit dat mensen geen
Maar waar het echt om gaat is dat je de tijd neemt om iemand te begeleiden bij zijn ontwikkeling, zodat je niet hoeft af te gaan op officiële meetmomenten om iemands ontwikkeling vast te stellen. Zodat je tijdens het ontwikkelingsproces in kunt grijpen als iemands ontwikkeling in de problemen komt.
Afbeeldingen
Image: Arvind Balaraman / FreeDigitalPhotos.net