Bezit en Houderschap
Bezit en houderschap
Bezit en houderschap geven aan tot welke relatie een persoon tot een goed/zaak staat en gaan samen met eigendom. Beide begrippen vertonen enige gelijkenis met elkaar maar zijn toch verschillend. Eerst behandel ik bezit en de wijze van bezitsverkrijging en daarna behandel ik houderschap.
Bezit, art. 3:107 Burgerlijk Wetboek (BW)
“(1) Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. (2) Bezit is onmiddellijk, wanneer iemand bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt. (3) Bezit is middellijk, wanneer iemand bezit door middel van een ander die het goed voor hem houdt. (4) Houderschap is op overeenkomstige wijze middellijk of onmiddellijk.”
Als u een fiets heeft, en u heeft zelf deze fiets onder u, dan is dit bezit (u houdt de fiets immers voor uzelf) en dit bezit is onmiddellijk.
Als u de macht heeft over een fiets, oftewel bezit, maar u eigenaar bent terwijl de fiets is uitgeleend aan uw buurman, heeft u middellijk bezit.
Wie een goed houdt (‘bewaart’), wordt vermoed dit voor zichzelf te houden, art. 3:109 BW, ook wel het vermoeden van bezit genoemd. Tegenbewijs tegen deze aanname is mogelijk.
Drie wijzen van bezitsverkrijging, art. 3:112 BW
Art. 3:112 BW beschrijft in het kort de drie wijzen van bezitsverkrijging: “Bezit wordt verkregen door inbezitneming, door overdracht of door opvolging onder algemene titel.”
Inbezitneming (ook wel occupatie), art. 3:113 lid 1 BW
“(1) Men neemt een goed in bezit door zich daarover de feitelijke macht te verschaffen.”
Feitelijke macht wil zeggen daadwerkelijke controle over het goed. Dit kan echter alleen bij een goed dat nog door niemand wordt bezeten. Indien er al een bezitter is, zijn enkele zelfstandige machtsuitoefeningen onvoldoende voor inbezitneming, art. 3:112 lid 2 BW. Dit betekent dat bezit slechts bij één persoon kan berusten.
Overdracht van bezit, 3:114 BW en 3:115 BW
Bezitter A draagt het goed, of de zaak, over aan B. A is geen bezitter meer, maar B is nu wel bezitter.
Bezitsoverdracht bij goederen geschiedt door de overdracht van de machtsuitoefening, art. 3:114 BW
“Een bezitter draagt zijn bezit over door de verkrijger in staat te stellen die macht uit te oefenen, die hij zelf over het goed kon uitoefenen.”
Bezitsoverdracht bij zaken geschiedt door feitelijke overhandiging van de zaak op een wijze omschreven in art 3:115 BW
“Voor de overdracht van het bezit is een tweezijdige verklaring zonder feitelijke handeling voldoende:
(a) wanneer de vervreemder de zaak bezit en hij haar krachtens een bij de levering gemaakt beding voortaan voor de verkrijger houdt
(b) wanneer de verkrijger houder van de zaak voor de vervreemder was
(c) wanneer een derde voor de vervreemder de zaak hield, en haar na de overdracht voor de ontvanger houdt. In dit geval gaat het bezit niet over voordat de derde de overdracht heeft erkend, dan wel de vervreemder of de verkrijger aan hem heeft medegedeeld.”
Sub a: vervreemder (A) is bezitter van de zaak. Toen A en B tot overdracht besloten, hebben zij ook besloten dat A nu houder is voor bezitter B.
Sub b: verkrijger (B) was houder voor A, maar nu bezitter.
Sub c: X was houder voor A en wordt na overdracht houder voor B. Het gaat pas over zodra X de overdracht heeft erkend of als A of B de overdracht aan X heeft medegedeeld.
Opvolging onder algemene titel, art. 3:116 BW
“Hij die onder een algemene titel een ander opvolgt, volgt daarmede die ander op in diens bezit en houderschap, met alle hoedanigheden en gebreken daarvan.”
Een voorbeeld hiervan is het erven van een goed. Als vader A overlijdt en al zijn bezittingen nalaat aan zoon B dan wordt B bezitter (en eventueel houder).
Houderschap, art. 3:107 lid 4 BW
Houderschap is de feitelijke macht uitoefenen over een goed voor iemand anders.
Gebruikt u het voorbeeld bij het middellijk bezit van hierboven. De buurman is de houder van de fiets en heeft onmiddellijk houderschap. Zou de buurman uw fiets uitlenen aan zijn zoon, dan heeft uw buurman middellijk houderschap.
Houden voor zichzelf of voor een ander, art. 3:108 BW
“Of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of een ander doet, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, met inachtneming van de navolgende regels en overigens op grond van uiterlijke feiten.”
Mijns inziens spreekt dit artikel voor zichzelf. De navolgende regels zijn te vinden in art. 3:109 tot en met 3:117 BW.
Hier behandel ik de interversie van houderschap, art.3:111 BW: “Wanneer men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor een ander te houden gaat men daarmee onder dezelfde titel voort, zolang niet blijkt dat hierin verandering is gebracht, tenzij ten gevolge van een handeling van hem voor wie men houdt, hetzij tengevolge van een tegenspraak van diens recht.”
Zodra uw buurman houdt voor u blijft hij hiermee doorgaan zolang u hier geen verandering in heeft gebracht. Uw buurman kan niet zelfstandig besluiten dat hij nu voor uw zus de fiets houdt.
Een houder kan geen bezit overdragen (aangezien hij dit niet heeft), hij kan slechts bezit verschaffen (de machtsuitoefening over een zaak of goed).
Korte samenvatting
Bezit is voor uzelf een goed ‘bewaren’, terwijl houderschap ‘bewaren’ voor een ander is.
Bezitsverkrijging geschiedt op de wijze genoemd in art. 3:114 BW of 3:115 BW. Een houder kan geen bezit overdragen.