Aangifte overlijden

Aangifte overlijden

In dit artikel behandel ik de aangifte van overlijden.

Artikel 1:19h Burgerlijk Wetboek (BW)

“(1) Tot de aangifte van een overlijden is bevoegd wie daarvan uit eigen wetenschap kennis draagt.

(2) Binnen de in de Wet op de lijkbezorging (Stb. 1991, 130) gestelde termijn voor de begraving of verbranding, kan de persoon die in de lijkbezorging voorziet, door een in het eerste lid bedoelde persoon worden gemachtigd tot het doen van aangifte.

(3) Wanneer tot de aangifte bevoegde personen ontbreken of nalaten binnen de in de Wet op de lijkbezorging gestelde termijn voor de begraving of verbranding de aangifte te doen, geschiedt deze door of vanwege de burgemeester van de gemeente alwaar de akte van overlijden moet worden opgemaakt.

(4) In de gevallen bedoeld in artikel 19f, tweede en derde lid, geschiedt de aangifte schriftelijk door de hulpofficier van justitie.”

Lid 1 spreekt mijns inziens voor zicht. Een voorbeeld hiervan is het kind van de overledene.

Lid 2: De termijn uit de Wet op de lijkbezorging wordt gesteld in artikel 16. “Begraving of crematie geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.”

De termijn is dus minimaal 36 uur en maximaal zes werkdagen na het overlijden. Binnen deze termijn kan de persoon die in de lijkbezorging voorziet (bijvoorbeeld de uitvaartondernemer) worden gemachtigd tot het doen van de aangifte van overlijden door de personen uit het eerste lid.

Lid 3: Wanneer bevoegde personen ontbreken (er zijn bijvoorbeeld geen nabestaanden meer) of deze laten het na om aangifte te doen, binnen de termijn uit lid 2, dan geschiedt aangifte door of vanwege (door een ondergeschikte, maar in opdracht, van) de burgemeester van de gemeente waar de akte van overlijden moet worden opgemaakt.

Lid 4: Aangifte geschiedt schriftelijk door de hulpofficier van substitutie in gevallen bedoeld in art. 1:19f lid 2 en 3 BW.

Artikel 1:19f

“(2) Indien een lijk is gevonden en de plaats of de dag van overlijden niet met voldoende nauwkeurigheid kan worden vastgesteld, wordt de akte van overlijden opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waarvan het lijk is gevonden of aan land is gebracht.

(3) Ongeacht het in het eerste lid bepaalde” {Hierin staat dat de akte van overlijden opgemaakt wordt door een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van het overlijden} “is het tweede lid van overeenkomstige toepassing indien het overlijden heeft plaatsgevonden op een op zee gestationeerde installatie en het lijk in Nederland aan land wordt gebracht.”

Lid 2 is mijns inziens duidelijk. Een voorbeeld: Er wordt een lijk gevonden op de grens van Rotterdam en Schiedam (in welke gemeente is het overleden?) of wanneer niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe lang het lijk er al ligt.

Lid 3 is mijns inziens ook duidelijk. Met een p zee gestationeerde installatie wordt bijvoorbeeld een booreiland bedoeld.

Korte samenvatting

In de meeste gevallen zal een nabestaande aangifte van het overlijden doen bij de burgerlijke stand in de gemeente waar het overlijden heeft plaatsgevonden. Indien er iemand wordt gemachtigd om de aangifte te doen, dan dient dit te geschieden binnen de gestelde termijn. Deze termijn is niet eerder dan 36 uur na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag van het overlijden. Indien een bevoegde persoon ontbreekt, of aangifte nalaat, geschiedt aangifte door of vanwege de burgemeester. Aangifte door de hulpofficier van justitie geschiedt genoemd in de gevallen in art. 1:19f lid 2 en lid 3 BW.