Wat zeggen wetten over ons
Wetgeving
Nu kun je de titel van dit artikel op twee manieren lezen. De ene manier is dat wetten ons vertellen hoe we moeten leven. Dan gaat het om de prescriptieve eigenschappen van wetgeving. De andere manier is wat wetten zeggen over onszelf. Je zou het de descriptieve eigenschappen van wetgeving kunnen noemen.
Prescriptief
Vanuit de aard van wetgeving zijn wetten altijd prescriptief. De wegenverkeerswet vertelt ons bijvoorbeeld dat we verkeer van rechts voorrang moeten verlenen. De wet Werk en Bijstand vertelt ons dat we eerst werk moeten zoeken en dan bijstand kunnen krijgen. De wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen zegt ons dat we hoe zwak, ziek en misselijk we ook mogen zijn we altijd werk kunnen vinden. De per 1 januari 2012 vervallen Wet investeren in jongeren vertelde jongeren en overheden bijvoorbeeld dat ze eerst jongeren moesten opleiden en aan werk helpen, voordat ze een uitkering mochten geven.
Eigenlijk is er geen wet te vinden die ons niet vertelt hoe we moeten leven. Zelfs als wetten ons de vrijheid geven om zelf te beslissen hoe we de regels ten uitvoer willen brengen, zijn ze voorschrijvend. Ze stellen ons namelijk doelen voor ogen die we niet zelf gekozen hebben. Voorbeelden van zulke wetten vind je in het onderwijs, bijvoorbeeld de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De onderwijsinstellingen die onder deze wet vallen mogen zelf beslissen hoe ze de doelen in deze wet realiseren. Als een instelling denkt dat ze haar studenten het beste voorbereid op hun examens door ze alle dagen te laten spelen, dan mag ze dat zelf weten. Het enige waar ze rekening mee moet houden is dat de inspectie bij controle tot de conclusie komt dat het niet werkt en een negatief advies afgeeft. En als er maar genoeg negatieve adviezen zijn, dan verliest de instelling zijn overheidssubsidie.
Descriptief
Maar zoals eigenlijk met alles wat we schrijven of doen, zeggen wetten ook iets over de cultuur waarin ze gemaakt worden. Zo maken de WWB, WIA en WIJ duidelijk dat ten eerste de overheid helemaal geen geld wil uitgeven aan mensen die in de financiële problemen komen. Natuurlijk zegt ze dat niet op die manier. Want dan zou er geen kiezer meer op een politieke partij stemmen die dat vindt. We betalen tenslotte niet sociale lasten om er vervolgens achter te moeten komen dat ze niet gebruikt worden waarvoor we denken dat we ze betalen. We vinden het al verschrikkelijk om te moeten horen dat onze wegenbelasting niet volledig naar het onderhoud van het wegennet gaat. In plaats daarvan roepen alle betrokkenen dat deze wetten bedoeld zijn om mensen aan het werk te helpen, omdat werken goed is voor een mens. Het levert hem sociale contacten op en een gevoel van nut waardoor hij of zij weer een goed gevoel over zichzelf krijgt.
Wetten als de WWB, WIA en WIJ maken echter ook duidelijk dat de overheid mensen ziet als een productiemiddel. Ze moeten namelijk eerst geld verdienen en pas als dat niet voldoende is mogen ze hulp vragen bij de overheid. Eerst geld verdienen en dan hulp vragen is een blijk van een instrumenteel wereldbeeld. Waarbij instrumenteel zoveel betekent als:
- Alles om je heen is er voor jou om te gebruiken.
- Alles wat je tegenkomt is een hulpmiddel om je doelen te realiseren.
De doelen van de WWB, WIA en WIJ zijn dan ook het verlagen van de uitgaven van de overheid als het gaat om hulpbehoevenden of zoals Marcel van Dam ze noemt:
Dit blijkt verder ook uit het feit dat de landelijke overheid steeds meer van haar taken op het gebied van de uitvoering van sociale wetgeving naar lagere overheden delegeert, zonder daar het recht van de inning van de sociale lasten aan toe te voegen. Lagere overheden blijven dus afhankelijk van de landelijke overheid voor hoeveel geld ze hebben om hun werkzaamheden op het gebied van WWB en WIJ uit te voeren. Het is alsof je de plicht krijgt om de auto van de buurman te gaan wassen in de autowasserette, maar moet afwachten of de buurman je ook geld geeft om die wasbeurt te betalen. Wat zou jij dan doen?
Instrumenteel
Nu zal iedereen toegeven dat hij andere mensen niet als een instrument wil zien en gebruiken. Hoe moeilijk dat is blijkt alleen al uit het feit dat onze religieuze literatuur altijd gaat over het instrumentele gebruik van anderen. Zelfs jaweh, god en allah doen niet anders dan mensen inzetten om hun doelen te realiseren. Jaweh gebruikt allerlei profeten om mensen te vertellen hoe ze moeten leven of andere volken om zijn uitverkoren volk te straffen als ze van zijn regels afwijken. God vertelt ons dat we alleen als we goed zijn voor anderen het recht verdienen om in de hemel te komen en stuurt Jezus Christus om de zonden van de mensheid af te kopen. Allah vertelt Mohamed dat hij de gelovigen vijf gedragsregels moet geven op basis waarvan zij kunnen bewijzen dat zij goede Islamieten zijn. Waarbij die vijf gedragsregels de islamiet tot een instrument van het geloof maakt. Misschien is het dan ook wel helemaal niet onlogisch dat wij onze medemens zien als instrumenten, zelfs als we voor de overheid werken.
Veranderen
Wat zou de overheid anders kunnen doen als het gaat om haar instrumentele benadering van de burgers van Nederland? Om te beginnen zou ze kunnen beginnen met het feit gewoon eerlijk voor zichzelf toe te geven dat ze zo’n instrumentele houding heeft tegenover haar burgers. Eigenlijk begint daar iedere verandering mee. Zolang je niet toegeeft dat je een bepaalde houding hebt, kun je er niet voor kiezen om die houding te veranderen. Wat het erkennen van zo’n instrumentele houding zo moeilijk maakt is het feit dat we zo’n houding als iets negatiefs zien. We willen namelijk helemaal niet voor onszelf moeten vaststellen dat we anderen als iets minderwaardigs zien. Dus gaan we liever door op de oude voet, dan toe te geven dat we iets negatiefs doen.
Zolang de overheid voor zichzelf niet toegeeft dat ze een instrumentele houding heeft tegenover haar burgers is iedere verandering ook gedoemd te mislukken. Want dan is iedere verandering niet veel meer dan een cosmetische actie, die moet verbergen dat men de burger ziet als een instrument. Vandaar ook dat de overheid blijft roepen dat werk belangrijk is voor een mens en vervolgens regels bedenkt die haar geld besparen. Zoals nu weer bijvoorbeeld het verkleinen van de overheid om zo aan haar bezuinigingsdoelen van 20 miljard Euro te kunnen komen. Want hoewel het lijkt alsof de overheid verandert als zij kleiner wordt, ze blijft haar burgers zien als instrumenten zolang zij blijft denken vanuit haar eigen inkomsten.
Conclusie
Wetten schrijven ons niet alleen voor wat we moeten doen, maar vertellen ons ook hoe we de wereld zien en wie wij zijn. De huidige wetten laten duidelijk zien dat wij mensen zien als instrumenten die regels nodig hebben om hun werk te kunnen doen. Dat zou niet erg zijn als we dat wereldbeeld niet verschrikkelijk vonden en voortdurend verbergen achter mooie woorden als:
Werk is goed voor mensen, want daardoor hebben ze sociale contacten, waardoor ze zich nuttig voelen en het gevoel hebben iets zinvols te doen met hun leven.
De overheid is er om haar burgers te beschermen.
Alle mensen zijn gelijk en moeten gelijk behandeld worden.
Het zou veel beter zijn als we gewoon eerlijk toegaven dat we onszelf als instrumenten zien, want dan kunnen we tenminste kiezen of we zo willen zijn. Nu ontkennen we het slechts en zijn gedoemd op dezelfde voet door te gaan als we tot nog toe hebben gedaan.
Extra
Afbeelding
Vrouwe Justitia door HHS / pixelio.de