Voeding van vogels
Voeding van vogels
Vogels in de vrije natuur springen niet bepaald zuinig met energie om. Ze kunnen ook niet anders, want vliegen kost veel energie. Die energie krijgen de vogels uit hun voedsel. De energie die in het voedsel ligt opgeslagen komt pas vrij in de cellen van het vogellichaam door een proces dat oxydatie wordt genoemd; een langzame verbranding waarvoor ook zuurstof nodig is. De voedingsstoffen worden in het verteringskanaai afgebroken tot kleine moleculen die in het bloed worden opgenomen. Het bloed zorgt dan voor het vervoer van deze moleculen - en ook van de zuurstof - naar de cellen. De energie die bij de oxydatie vrijkomt is natuurlijk niet alleen maar nodig voor het vliegen. Een deel ervan wordt gebruikt om de lichaamstemperatuur van de vogel te handhaven. Zoals bekend mag worden verondersteld is de lichaamstemperatuur van vogels hoger dan die van de andere gewervelde dieren. Verder is er ook voor andere levensprocessen energie nodig. Een deel van het opgenomen voedsel is onverteerbaar en verlaat in de vorm van uitwerpselen het vogellichaam. Er is ook energieverlies in de vorm van afvalstoffen die bij de oxydatie ontstaan en die bijvoorbeeld als urinezuur door de nieren worden uitgescheiden.
De voedingsstoffen in het voedsel
De voedingsstoffen in het voedsel zijn: koolhydraten (meel en suikersoorten), eiwitten, vetten, mineralen, vitamines en water. Koolhydraten en vetten worden wel 'brandstoffen' of 'energiestoffen' genoemd. Bouwstoffen zijn eiwitten, mineralen en water, ofschoon de eiwitten ook energie kunnen leveren. Vitamines noemt men wel beschermende stoffen. De verbranding van 1 gram koolhydraten levert 4 kilocalorieën en dat is ook zo bij verbranding van 1 gram eiiwitten(l kilocalorie = 4,184 kilojoule). De verbrandingswaarde van 1 gram vettten is 9 kilocalorieën.
De voedselopname van een vogel
De voedselopname van een vogel hangt van een aantal factoren af. Enkele hiervan zijn: leeftijd, gewicht, gezondheidstoestand en activiteit van de vogelsoort. Met activiteit is dan niet enkel de toestand van beweging bedoeld, maar ook of de vogel in de rui- of in de broedperiode is. Ook het milieu speelt hierbij een rol. In een bepaald milieu kan de vogel meer moeite hebben en dus meer energie verbruiken bij het zoeken van voedsel. Aard en kwaliteit van het voedsel hangen trouwens ook af van het milieu, bv. van bodemgesteldheid, ligging en temperatuur. Die temperatuur van de omgeving is ook nog van directe invloed; bij hogere temperatuur zal een vogel minder voedsel opnemen dan bij lagere temperatuur.
Uit het voorgaande volgt, dat het niet zo eenvoudig is aan te geven hoeveel voedsel en hoeveel kilojoules een vogel nodig heeft. Voor een vogel in de vrije natuur is dat ook niet bepaald nodig. In de natuur is een ruime sortering aan plantaardig en dierlijk voedsel te vinnden, behalve dan gedurende de wintermaanden.
inheemse vogelsoorten
Van een aantal inheemse vogelsoorten volgen hieronder de menukaarten:
APPEL VINK: zaden van kruiden en bomen (ook kerse- en pruimepitten); in de broedtijd insekten en larven;
GROENLING: zaden (vooral onrijpe), knoppen en jonge scheuten, bladluizen en rupsen in de broedtijd; (vooral onrijpe en graag van Composieten - bv. distels); in de broedtijd insekten;
SIJS: zaden van bomen en kruiden (els, berk, spar), knoppen, rupsen en bladluizen;
VINK: zaden van kruiden en bomen, knoppen, insekten en larven;
GEELGORS: zaden en insekten.
Bij twee van bovenvermelde vogelsoorten blijkt er een voorkeur te zijn voor zaden van bepaalde planten (de putter en de sijs), ofschoon ook zij niet geheel afhankelijk zijn van die bepaalde zaden. Vogels in de vrije natuur spelen het dus klaar voldoende voedingsstoffen naar binnen te krijgen en zelfs blijken ze giftige planten te mijden of althans geen schade te ondervinden door het eten van giftige plantedelen.
Hoe zit het echter met onze kooi- en volièrevogels? Zij hebben slechts beperkte bewegingsmogelijkheden. Zeker geldt dat voor de bekende kanarie in een kooitje in de huiskamer. De behoefte aan energie is dus ook minder. Bovenndien hoeven deze vogels geen afstanden af te leggen en moeite te doen om hun kostje bij elkaar te scharrelen. Het voer wordt hun aangeboden en dat voer is dan in het algemeen ook nog van goede kwaliteit. De keuze is al voor de vogels gemaakt; het voermengsel bevat alle belangrijke voedingsstoffen, ook wat de mineralen en vitamines betreft. Maakt een vogel toch nog een eigen keus, dan zien we dat het lekkerste wordt opgegeten en de rest van het mengsel blijft liggen. Gevolgen kunnen dan zijn vervetting, gebreksziekten of maag- en darmstoringen.
In verband met het bovenstaande kan men zaadetende vogels beter een beperkte hoeveelheid zaad mengsel per dag geven, rekening houdend met het gewicht, activiteit, daglengte en temperatuur. Hierbij kunnen dan aanvullingen gegeven worden om de nadelen van het alleen maar voeren van zaden op te hefffen, of om de vogels wat extra te geven in bepaalde perioden (rui- of broedtijd).
Helaas is er over de voedingswaarde van onkruidzaden niet veel bekend. Het beste zal dus zijn een goed basisvoer te geven en de aanvulling met onkruidzaaden en groenvoer beperkt te houden.
Door de onkruidzaden in aparte bakjes te geven is gemakkelijk vast te stellen waaraan de vogels de voorkeur geven.
Geef het groenvoer indien mogelijk altijd vers. Vermijd blaadjes met bruine randen of vlekken en gekrulde blaadjes. Voor de winter kan een voorraadje worden aangelegd van onkruidplanten. Deze worden eerst goed gedroogd en dan zo bewaard, dat er geen schimmelvorming optreedt.
link