Wat is genetische manipulatie
Algemeen
Genetische manipulatie is het bewust beïnvloeden van erfelijke eigenschappen. Het manipuleren gebeurt op basis van erfelijkheidsonderzoek, ook wel DNA onderzoek genoemd. Door genetische manipulatie kan men bijvoorbeeld planten eigenschappen geven die het comfort van de mens vergroten. Het is eigenlijk het veranderen van kenmerken van dieren, mensen en planten door middel van het DNA te wijzigen. Een andere en zeer beroemde of eerder beruchte vorm van genetische manipulatie is het klonen van organismen. Bij deze techniek wordt het erfelijk materiaal van een organisme (= het origineel) gekopieerd. Hierdoor krijg je een organisme (= de kloon) met exact hetzelfde DNA.
Voorstanders
Dé grote voorstanders van genetische manipulatie zijn natuurlijk de wetenschappers. Genetische manipulatie zorgt bij hen voor vele mogelijkheden om de wetenschappelijke kennis uit te breiden. Ook in de medische wereld zijn er heel wat voorstanders te vinden. Om het steeds toenemend donortekort op te lossen zien veel artsen en patiënten xenotransplantatie, dat verbonden is met genetische manipulatie, als een goede oplossing. Xenotransplantatie is het transplanteren van organen, weefsels of cellen, van het ene soort organisme naar het ander. Bijvoorbeeld: op dit moment wordt er al xenotransplantatie toegepast bij de transplantatie van hartkleppen van varkens naar de mens. Maar er zijn nog meer mogelijkheden. Er wordt ook onderzoek verricht naar xenotransplantatie van bijvoorbeeld een nier, hart of lever van een varken naar de mens.
Tegenstanders
De tegenstanders kan je onderverdelen in twee groepen. Je hebt tegenstanders uit godsdienstige overwegingen. Sommige christenen vinden dat je niet mag knoeien aan ‘Gods schepping’. En je hebt tegenstanders uit de dierenbescherming en milieubewegingen. Omdat de grenzen tussen de soorten organismen door genetische manipulatie doorbroken worden, zijn genetische manipulatietechnieken een onacceptabele breuk met de evolutie, volgens hen.
Technieken
Technieken bij dieren: Er zijn drie manieren om het erfelijk materiaal te veranderen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde recombinant-DNA technieken. Er worden één of meerdere genen uit het DNA van een organisme ‘geknipt’, met behulp van restrictie-enzymen. Dit wordt ook met een tweede organisme gedaan. Vervolgens wordt het gen/de genen van het eerste organisme op de ‘lege plaats’ in het DNA van het tweede organisme geplaatst, zodat deze uiteindelijk over een andere erfelijke code beschikt.
Dit plaatsen van de genen in een ander organisme kan op de volgende manieren:
Micro-injectie: Bij micro-injectie worden de genen met behulp van een heel fijn, holle naald in de celkern van een bevruchte eicel gespoten. Deze genen moeten zich vervolgens gaan ontwikkelen in de nieuwe omgeving. De genen kunnen echter niet doelgericht geplaatst worden op een ‘lege plaats’ in het DNA. Dit is een groot nadeel van deze techniek, want je weet nooit waar de genen terecht komen in het DNA van de bevruchte eicel.
Injecteren met een retrovirus: Een retrovirus is een RNA-virus, waarvan het RNA in de ‘gastheercel’ word verdubbeld tot DNA. Retrovirussen dragen hun erfelijk materiaal over naar de andere cel en verspreiden zich door infectie of overerving. Dit DNA wordt in het erfelijk materiaal van de desbetreffende cel ingebouwd. Deze eigenschap kan je slim gebruiken door een klein stukje erfelijk materiaal in het RNA van een retrovirus in te bouwen. Dit stukje erfelijk materiaal zal in de ‘gastheercel’ gunstig DNA worden. Een voordeel hiervan is, dat je gemakkelijker aan RNA kan komen om te transplanteren, dan aan het gewenste stukje DNA.
Kweken van embryonale cellen: Het gaat hier om gedetermineerde cellen, die vervolgens genetisch gemodificeerd worden. Hierna worden ze ingebracht in een embryo dat nog volledig aan het begin van zijn ontwikkeling staat. De gemodificeerde cellen worden onderdeel van het embryo. Het dier dat zich hieruit ontwikkelt heeft twee soorten cellen: cellen afkomstig van de oorspronkelijke eigen cellen, en cellen afkomstig uit de gemodificeerde cellen. Eigenschappen zullen hierbij dus van tevoren al bekend zijn, en gunstige dieren kunnen naar hartenlust geproduceerd worden.
Technieken bij planten: Doordat de wereldbevolking in een hoog tempo is toegenomen, en dat nog steeds doet, wordt de behoefte aan voedsel ook steeds hoger. Elk jaar moeten we er weer met elkaar voor zorgen dat iedereen op de wereld voldoende voedsel krijgt. Dit is nog steeds nooit bereikt. Toch heeft de genetische manipulatie een belangrijk deel van dit voedselprobleem opgelost. Door de erfelijke code van landbouwproducten te veranderen, zullen deze bijvoorbeeld beter bestand zijn tegen bestrijdingsmiddelen, veel grotere hoeveelheden voedsel opleveren, of op onvruchtbare gronden kunnen groeien. Vooral dit laatste was van groot belang; nu kan in derdewereldlanden ook groente verbouwd worden! Onderzoekers zijn dan ook voortdurend bezig planten genetisch te manipuleren.
Dit kan op de volgende manieren:
Weefselkweek: Je neemt hiervoor óf een intacte weefselcel van een plant, óf een protoplast; een protoplast ontstaat door de celwand van een cel te verwijderen met enzymen. De weefselcel of de protoplast gaat zich op een voedingsbodem ontwikkelen; met de juiste voeding gaat de cel delen, waardoor uiteindelijk weer een plant ontstaat. De cellen kunnen hierbij gemanipuleerd worden.
Injecteren: Met een injectienaald, of met een zogenaamd microkanon, kan je vreemd DNA in kleine stukjes in een plantencel spuiten. Dit lijkt dus erg op een soortgelijke techniek bij dieren. Celwanden van planten kunnen hiervoor eerst doorlaatbaar worden gemaakt.
Agrobacterium temufaciens: Hierbij staat de bacterie ‘Agrobacterium temufaciens’ centraal. Dit is een bodembacterie, die de eigenschap heeft een deel van zijn erfelijke materiaal af te staan aan de plantencel. Deze bacterie veroorzaakt bij deze plantencel vervolgens een sterke toename van celdelingen. Onderzoekers veranderen het deel van de erfelijke informatie dat de bacterie afstaat, zodat deze verandering in de plant tot uiting zal komen.
Celfusie: Dit wordt gedaan met behulp van een stroomstoot, of chemische stoffen, enkele protoplasten samen te laten smelten. Deze techniek heet celfusie. De cel die hieruit zal ontstaan, heeft de eigenschappen van alle gebruikte protoplasten, een soort mengsel van verschillende planten dus. Zo is de aardmaat ontstaan tussen de tomaat, en de aardappel. Nadeel hiervan is, dat je niet van tevoren weet welke eigenschappen dominant, en welke recessief zullen zijn.