Geografische afstanden
Bij de geografie heb je een paar belangrijke afstanden. Deze heb je om de afstanden te berekenen om bij een bepaalde plaats te komen. Hierbij moet je letten op veel verschillende dingen om het goed te berekenen. Dit zijn de absolute afstanden en relatieve afstanden. Bij de absolute en relatieve afstanden kijk je naar de kilometers en de tijd. Je hebt ook nog de geografische breedte en geografische lengte. Hierbij kijk je naar breedte en de lengtegraden van een plaats op de kaart. Als je nou nog meer wilt weten dan zit bij dit artikel goed.
Absolute en relatieve afstand
Je kunt afstanden op twee manieren uitdrukken: in kilometers en in tijd. Absolute afstand is de afstand uitgedrukt in kilometers en hemelsbreed gemeten. Absolute afstand is de afstand uigedrukt in tijd.
Absolute afstand
Een kenmerk voor de absolute afstand is dat hij nooit verandert. De afstand van Amsterdam naar Parijs is 425 hemelsbreed. Dat was al zo in 1725 en dat zal in het jaar 2125 nog zijn.
Relatieve afstand
Relatieve afstand is de afstand uitgedrukt in tijd. Er zit het woord "relatief" in "relatieve afstand" zit. En relatief betekent dat je iets in verband met iets anders zet. Zo breng je de reistijd in verband met het vervoermiddel. Ga je dus bijvoorbeeld met de fiets of met de auto. Dat heb je ook zo met de "soort" wegen. Ga je over bochtige binnenwegen of over de snelweg. Zo zijn er nog veel meer dingen die snelheid van het reizen bepalen.
De relatieve afstand kan veranderen. Bijvoorbeeld door het aanleggen van autowegen. Door autowegen komen twee steden "dichter" bij elkaar te liggen. Er is dus een betere verbinding. En dat komt ook door de ontwikkeling van het vliegverkeer. Door het vliegverkeer wordt de wereld steeds "kleiner.
Geografische breedte & geografische lengte
Je wilt weten waar een plaats precies ligt. Wat heb je dan nodig om die plaats te vinden op de kaart. De breedtegraad en de lengtegraad.
Geografische breedte
De aarde is een bol met in het midden de evenaar. De evenaar verdeelt de aardbol in twee helften. Het noordelijke halfronden het zuidelijke halfrond. In het uiterste noorden ligt de Noordpool, in het zuiden de Zuidpool.
De twee halfronden kun je opdelen in breedtegraden. Bij de evenaar staat een '0'. Bij de twee polen staat een '90'. Op elke breedtegraad kun je een denkbeeldige cirkel trekken. Die denkbeeldige cirkel is de breedtecirkel. Al die cirkels lopen evenwijdig aan de evenaar.
Door de breedtegraden te gebruiken kun je precies zien waar een plaats ligt. Het middelpunt hiervan is de evenaar. Op het noordelijke spreek van je noorderbreedte. Op het zuidelijke halfrond spreek je van zuiderbreedte.
Een plaats die ver van de evenaar ligt, ligt op lage breedte. Een plaats die ver van de evenaar ligt, ligt op hoge breedte.
Geografische lengte
Bij de plaatsbepaling is één vast punt niet voldoende. Zo kunnen een heleboel plaatsen op dezelfde breedte liggen. Daarom is er nóg een vast punt nodig. Als tweede vaste punt gebruik je een meridiaan. Dit is, net als een breedtecirkel, een lijn op de aardbol. Deze loopt van de Zuidpool naar de Noordpool en weer terug.
Je kunt op de aardbol honderden meridianen tekenen. Het is belangrijk om die te nummeren. Nummer één ligt in Greenwich(bij London). Je noemt deze lijn de nulmeridiaan.
Vanaf de nulmeridiaan kun je de afstand oost-west meten. De oost-westafstand noem je de lengte. Geografische lengte is de afstand van een plaats tot de nulmeridiaan. Vanaf de nulmeridiaan kun je twee kanten op. Je kunt naar het oosten en naar het westen. Daarom spreek je van oosterlengte (OL) en westerlengte (WL). Amsterdam ligt bijvoorbeeld op 5 graden OL.