Lijst van sneltoetsen in Windows XP
In Windows XP zijn heel veel opties beschikbaar, de meeste van deze opties zijn over het algemeen makkelijk vindbaar en makkelijk in gebruik. Microsoft dacht daar echter anders over: er werden verschillende sneltoetsen gemaakt voor verschillende opties, zoals het knippen en plakken van stukken tekst. Sneltoetsen zijn knoppen op een toetsenbord die, als je ze tegelijkertijd indrukt, een bepaalde gewenste actie uitvoeren. Natuurlijk zijn al die sneltoetsen hartstikke handig, voor als je snel even iets wil doen... Het enige probleem is dat de meeste mensen geen idee hebben wat voor sneltoetsen er dan allemaal in Windows XP zijn. Om dit probleem op te lossen staat hieronder een lijst met de voornaamste sneltoetsen van Windows XP.
Lijst van sneltoetsen
Algemeen
CTRL+A | Selecteer alle items in het actieve venster. |
CTRL+C | Kopieer de geselecteerde items naar het klembord waarna je ze kunt plakken met CTRL+V. |
CTRL+F | Geeft het dialoogvenster weer waarmee je een woord of een bestand kunt opzoeken. |
CTRL+G | Geeft het "Ga naar map" dialoogvenster weer, hiermee kun je naar een map navigeren. |
CTRL+N | Geeft het dialoogvenster "Nieuw" weer. |
CTRL+O | Geeft het dialoogvenster "Openen" weer. |
CTRL+P | Geeft het dialoogvenster "Printen" weer. |
CTRL+S | Geeft het dialoogvenster "Opslaan" weer. |
CTRL+V | Plakt de gekopieerde items van het klembord. |
CTRL+X | Knipt de geselecteerde items naar het klembord. |
CTRL+Z | Keert de laatste actie om. |
CTRL+F4 | Sluit het actieve documenten-scherm. |
CTRL+het slepen van het item | Kopieer het geselecteerde item. |
CTRL+SHIFT+pijltjestoetsen | Markeert een blok tekst. |
CTRL+ESC | Laat het Start menu zien. |
CTRL+F6 | Opent het volgende documenten-scherm in de actieve applicatie. |
ALT+ENTER | Laat de eigenschappen van het geselecteerde item zien. |
ALT+F4 | Sluit het actieve item, of sluit het actieve programma. |
ALT+SPATIEBALK | Opent het snelmenu voor het actieve scherm. |
ALT+TAB | Wissel tussen de openstaande items. |
ALT+ESC | Cirkel door de items in de volgorde dat ze zijn geopend. |
F1 | Geeft hulp voor het actieve scherm of het geselecteerde item. |
F2 | Hernoem het geselecteerde item. |
F3 | Zoek naar een bestand of een map. |
F4 | Laat de Adresbalk zien in Mijn Computer of Windows Explorer. |
F5 | Update het actieve scherm. |
F6 | Cirkel door de scherm-elementen in een scherm of op de desktop. |
F10 | Activeer de menubalk in het actieve programma. |
Windows Logo | Verberg of laat het Start menu zien. |
Windows Logo+BREAK | Laat het Systeemeigenschappen dialoogvenster zien. |
Windows Logo+D | Laat de desktop zien. |
Windows Logo+M | Minimaliseer alle actieve schermen. |
Windows Logo+SHIFT+M | Herstel alle geminimaliseerde schermen. |
Windows Logo+E | Opent Mijn Computer. |
Windows Logo+F | Zoek naar een bestand of een map. |
CTRL+Windows Logo+F | Zoek naar computers. |
Windows Logo+F1 | Laat de Windows Help zien. |
Windows Logo+L | Vergrendel het toetsenbord. |
Windows Logo+R | Opent het "Run" dialoogvenster. |
Windows Logo+U | Opent de Utility Manager. |
Dialoogscherm
TAB | Navigeer voorwaarts door de opties. |
SHIFT+TAB | Navigeer achterwaarts door de opties. |
CTRL+TAB | Navigeer voorwaarts door de tabbladen. |
CTRL+SHIFT+TAB | Navigeer achterwaarts door de tabbladen. |
ALT+Onderstreepte letter | Voer het corresponderende commando uit of selecteer de corresponderende optie. |
ENTER | Voer het corresponderende commando uit voor de actieve optie of knop. |
SPATIEBALK | Selecteer of wis de checkbox als de actieve optie een checkbox is. |
F1 | Laat Help zien. |
F4 | Laat de items in de actieve lijst zien. |
Pijltjestoetsen | Selecteer een knop als de actieve optie een groep van optie-knoppen is. |
BACKSPACE | Open een map die een level hoger staat als een map is geselecteerd in het Save As dialoogvenster of het Open dialoogvenster. |
Windows Explorer
END | Laat de onderkant van het actieve scherm zien. |
HOME | Laat de bovenkant van het actieve scherm zien. |
NUM LOCK+* | Laat alle submappen zien die onder de geselecteerde map staan. |
NUM LOCK++ | Laat de inhoud zien van de geselecteerde map. |
NUM LOCK+- | Klap de geselecteerde map dicht. |
Linker pijl | Klap de selectie dicht als hij open staat, of selecteer een andere map. |
Rechter pijl | Laat de selectie zien als hij dicht is geklapt, of selecteer de eerste submap. |